Bomen halen CO2 uit de lucht en lijken daarmee de ideale oplossing voor het klimaatprobleem: gewoon bomen planten ter compensatie van onze uitstoot. Zo simpel ligt het echter niet.
Als we braaf bomen laten planten voor onze vlucht naar warmere oorden, hoeven we ons dan niet meer druk te maken over onze CO2-afdruk? Een snelle blik op de Europese werkelijkheid toont al dat bossen ons niet gaan redden van verdergaande klimaatmaatregelen. Volgens de Europese organisatie Forest Europe beslaan bossen nu zo’n 35 procent van het grondgebied. Alle bossen samen sloegen naar schatting in de periode tussen 1990 en 2015 ongeveer een tiende van de koolstofdioxide op die Europa uitstootte. Om alle uitstoot met bossen te compenseren hebben we aan ons eigen grondgebied dus bij lange na niet genoeg.
De wereld houdt echter niet op bij de Europese grens. Wat als we alle braakliggende gronden ter wereld omtoveren in de lommerrijke natuurgebieden die ze veelal ooit waren? En wat als we tegelijkertijd alle bestaande bossen beter beschermen en beheren, zodat ze nog meer koolstof gaan opnemen dan ze nu al doen? In dat geval, becijferde een internationale groep wetenschappers, valt er in totaal 226 miljard ton koolstof méér op te slaan dan nu al gebeurt. Omgerekend gaat het dan om 829,42 miljard ton koolstofdioxide die bossen uit de lucht kunnen halen. Dat is ongeveer 22 keer de jaarlijkse wereldwijde uitstoot en meer dan de 730 miljard ton CO2 die we volgens het internationale klimaatpanel IPCC voor het eind van deze eeuw uit de atmosfeer moeten verwijderen om de temperatuur niet verder te laten stijgen dan 1,5 graad.
Voetbalveldje
“We hebben gekeken naar de relatie tussen bosbedekking en menselijke activiteiten aan de hand van satellietgegevens”, vertelt Johan van den Hoogen, onderzoeker aan de ETH Zürich en betrokken bij de internationale studie. “Vervolgens hebben we, met behulp van verschillende modellen, gekeken naar wat er zou gebeuren als we die menselijke activiteiten naar nul zouden zetten.”
Hoe minder de mens zijn gang kan gaan, des te ongerepter zijn de bossen. Een tropisch regenwoud legt meer koolstof vast dan een productiebos, en een productiebos haalt weer meer koolstofdioxide uit de lucht dan een voetbalveldje. Dat heeft niet alleen te maken met de hoeveelheid bomen, legt Van den Hoogen uit: de biodiversiteit van een bos is minstens zo belangrijk. “Het probleem van koolstofcompensatie door het planten van bomen is de eenzijdige focus op die bomen. Je kunt voor een euro een boom laten planten, maar dat leidt in veel gevallen tot monoculturen. Zulke bossen zijn erg vatbaar voor ziekten door schimmels, of torren.” De kans dat zo’n bos er na tien jaar nog staat, is daardoor kleiner.
In een biodivers ecosysteem slaan bossen bovendien meer koolstof op. Zo bevorderen ondergrondse schimmels de opname van voedingsstoffen door bomen, en die schimmels varen weer wel bij de aanwezigheid van allerlei planten en insecten.
Betere bescherming
De overige 40 procent is volgens de auteurs te behalen door natuurbos aan te leggen in gebieden die zich daarvoor lenen. Moerassen en veengebieden, waarschuwen de onderzoekers, zijn hiervoor niet geschikt: het droogleggen van die gebieden voor bosbouw zorgt in eerste instantie juist voor het vrijkomen van koolstof (in de vorm van broeikasgassen), die daar nu in de bodem is opgeslagen.
Schaarse ruimte
Wie naar hartenlust fossiele brandstoffen wil blijven verstoken, zou de studie van Van den Hoogen en zijn collega’s kunnen aanvoeren als argument: plant gewoon zo veel mogelijk bomen en klaar is Kees. Zelfs als het mogelijk is om die 829 miljard ton koolstofdioxde te verwijderen, dekt dat hoogstens de uitstoot van de komende 20 tot 25 jaar, en niet óók nog het overschot dat nu al in de atmosfeer zit. Bovendien waarschuwen de auteurs zelf nadrukkelijk dat bossen geen simpele oplossing vormen voor het klimaatprobleem. Dat iets in theorie mogelijk is, wil namelijk nog niet zeggen dat het in de praktijk ook haalbaar is. In een wereld waar ruimte schaars is en de markt regeert, krijgt natuurbehoud en -creatie van plaatselijke overheden niet altijd prioriteit – vaak om begrijpelijke redenen.
Het IPCC veronderstelt in zijn beleidsadviezen momenteel dat ongeveer een kwart van de benodigde CO2-afname zal komen uit de uitbreiding van bosrijke gebieden. Dat dit in de praktijk al ingewikkeld genoeg is, blijkt uit de Bonn Challenge, een initiatief van de Duitse overheid en de International Union for the Conservation of Nature. Het doel van het initiatief is om voor 2030 350 miljoen hectare ontboste gebieden te bebossen en slecht onderhouden bossen te herstellen. Op een website van het initiatief is te lezen dat al meer dan 60 landen deelnemen en reeds 210 miljoen hectare grond onder handen wordt genomen.
Die donkere boomkruinen absorberen meer straling, wat het effect tenietdoet
Dat klinkt veelbelovend, maar het project kreeg enkele jaren geleden stevige kritiek van drie Engelse wetenschappers op het gebied van bosbouw en klimaatverandering. Zij waarschuwden dat dit soort projecten bij lange na niet zoveel koolstof opslaan als de bedoeling is. Slechts een derde van alle projecten beoogt braakliggend land te veranderen in biodiverse bossen die daar tot in lengte van dagen kunnen blijven staan. Een veel groter deel (45 procent) betreft commerciële bosbouw, en de overige projecten (21 procent) hebben betrekking op agrobosbouw, waarbij bosbouw slim wordt gecombineerd met het verbouwen van voedselgewassen die baat hebben bij bepaalde boomsoorten.
Rammelende rekenmethodes
Helaas zijn commerciële bossen vaak monoculturen van snel groeiende boomsoorten, die na tien tot twintig jaar worden gekapt. Als het hout vervolgens energie-intensieve bouwmaterialen vervangt, zoals beton, is dat geen probleem. Een groot deel zal echter eindigen als houtsnippers of papier en dus snel weer als koolstof terugkeren in de atmosfeer. Een natuurlijk, biodivers bos, waar bomen de kans krijgen om vele decennia lang te blijven staan, slaat wel veertig keer zoveel koolstof op als een commercieel bos en zes keer zoveel als een agrobos. De auteurs adviseren daarom dringend om veel meer te investeren in natuurlijke bossen.
Wouter Peters, hoogleraar koolstofkringloop aan de Wageningen University & Research, deelt de scepsis jegens grote bebossingsprojecten als oplossing voor het klimaatprobleem. “Een bosbouwer wil natuurlijk dat een bos zo veel mogelijk hout oplevert per vijf of tien jaar. Dat is ook exact wat je wilt om zo veel mogelijk koolstofdioxide op te vangen, want uiteindelijk zijn die planken gemaakt van het koolstof uit de lucht. Waar we alleen voor moeten oppassen, is dat bosbouwers en investeerders dit verdienmodel gaan presenteren als een soort gouden mogelijkheid om het klimaatprobleem aan te pakken. We moeten echt de emissie naar beneden brengen en dan kunnen die bossen een beetje helpen aan het einde.”
Volgens Peters rekenen veel landen zich al te rijk op basis van rammelende rekenmethodes. “Dan wordt er gezegd: we hebben zoveel oppervlakte aan bomen bijgeplant, dat zorgt dan voor zoveel koolstofopname. Maar er wordt te weinig gemeten hoe groot de werkelijke koolstofopname is.
In sommige gevallen verergert het planten van bomen het klimaatprobleem juist. Zwitserse wetenschappers waarschuwden in 2021 voor grootschalige bosbouwprojecten op hoge breedtegraden. In de winter weerkaatst de sneeuw daar het zonlicht, behalve op de plekken waar bomen staan. “Die donkere boomkruinen absorberen meer straling, wat het effect van de koolstofopname tenietdoet”, legt Peters uit. “Dat heet het albedo-effect. Voor landen als Finland en Noorwegen is dat natuurlijk niet fijn, want daar denken ze juist veel carbon credits te krijgen voor koolstofopslag.”
Eerst zien, dan geloven
Ook warmte kan roet in het eten gooien. Volgens een Europese studie, waar Peters aan meewerkte, leidde de extreme droogte in 2022 tot een aanzienlijke afname van de koolstofomzetting in Europese bossen. Bij droogte sluiten de huidmondjes van de boombladeren om vochtverlies te voorkomen. Zo stopt ook de fotosynthese. Sommige bossen in Frankrijk stootten daardoor in 2022 netto meer koolstofdioxide uit, dan ze opnamen. De Wageningse hoogleraar is daarom sceptisch over studies als die van Johan van den Hoogen. “Het klinkt als een enorm fijne boodschap: 226 gigaton koolstof die extra opgeslagen kan worden in bossen, als we die maar slimmer beheren. Maar ze hebben geen rekening gehouden met de impact van klimaatverandering en van nieuwe menselijke activiteiten. Eerst zien, dan geloven.”
Van den Hoogen begrijpt de kritiek wel. “Natuurlijk zitten er onzekerheden in onze studie. In sommige scenario’s hebben mensen en klimaatverandering meer of juist minder impact op bepaalde plekken op de wereld. Tegelijkertijd zijn er ook positieve veranderingen mogelijk. Op plekken die nu erg droog zijn, ontstaan in de toekomst wellicht betere condities voor bossen. De wereld is groter dan alleen West-Europa."
Wat klimaatverandering ons ook zal brengen, over één ding zijn Van den Hoogen en Peters het roerend eens: er is alle reden om de biodiversiteit van onze eigen bossen te bevorderen, gekapt hout in duurzame producten te verwerken, en tropische regenwouden nog beter te beschermen.