De Nederlandse biodiversiteit is in ruim een halve eeuw drastisch afgenomen, onder meer door uitbreiding van de landbouw. Inmiddels keert het tij. Landbouwgrond wordt natuur, en steeds meer boeren willen samenwerken met de natuur. Maar hoe maak je natuur van een boerenweiland?
De weilanden van voormalig veehouder Jan Roelofs lagen er vorig jaar verlaten bij. Zijn schuren waren gesloopt, zijn grond verkocht aan de provincie. Zo dicht bij de natuur is geen toekomst voor een boer, stelde hij. Van de 33 hectare wordt 8 hectare bufferzone voor het nabije natuurgebied De Bruuk in het Gelderse Groesbeek. Het is hoog tijd om de natuur en biodiversiteit te herstellen. De Nederlandse biodiversiteit is de afgelopen decennia namelijk drastisch afgenomen, onder meer door de omzetting van natuur naar landbouw, het gebruik van pesticiden en overbemesting. De resterende snippers natuur kampen met stikstofdepositie, verdroging en klimaatverandering. Hoe kun je het weiland van Roelofs weer biodivers maken?
Onder een strakblauwe hemel in februari staan we – biochemicus Fons Smolders, ecoloog Henny Brinkhof, en auteur – op het Kaalbroek, een veld langs de beek de Leigraaf, nog geen twee kilometer van de weilanden van Roelofs. In deze tijd van het jaar is het een bruine postzegel tussen groene weilanden, maar in de zomer staat het vol bloemen van wilde orchideeën, blauwe knoop, en klokjesgentiaan. Het zijn typische soorten van het blauwgrasland, een natuurtype dat in Nederland bijna is verdwenen.
Een kilometer naar het zuiden ligt De Bruuk. “Het beste stukje blauwgrasland van Europa”, stelt Smolders, bijzonder hoogleraar Toegepaste Biogeochemie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en onderzoeker bij onderzoekscentrum B-WARE. Samen met plantenecoloog Brinkhof van Stichting Landschap Ooijpolder-Groesbeek loopt hij over het zompige veld. Vijftien jaar geleden zag het Kaalbroek er nog hetzelfde uit als de weilanden eromheen. Brinkhof en Smolders waren betrokken bij de omzetting van het weiland in een natuurperceel.
Afgraven
Het Kaalbroek ligt bijna een halve meter lager dan de weilanden. Het wijst op de meest gebruikte en snelste manier om van boerenland natuur te maken: het afplaggen van de bodem. Landbouwgrond is rijk aan fosfaat en stikstof. Veel wilde planten gedijen juist bij schrale, voedselarme omstandigheden, met weinig meststoffen. Om de grond geschikt te maken voor die plantensoorten, moet je de voedingsstoffen uit de bodem verwijderen. “Dat kan door verschralen, uitmijnen of afplaggen”, legt Smolders uit. “Verschralen duurt veertig tot vijftig jaar, uitmijnen tien tot vijftien jaar tot de gewenste bodemcondities. Met afplaggen heb je echter binnen een of twee jaar resultaat.”
Van het Kaalbroek moest de bovenste veertig centimeter grond worden afgegraven om een geschikte fosfaatwaarde voor blauwgrasland te krijgen, bleek uit de metingen van B-WARE. Met de toplaag van de bodem verwijder je echter ook mineralen, organische stof, bodemleven en zaden. De mineralen en organische stof zijn belangrijk voor buffering van de bodem, en zonder zaden en bodemleven komen de bijzondere planten niet terug. Vegetatie-ecoloog Brinkhof bracht daarom na het afplaggen in 2008 maaisel aan uit de Bruuk, boordevol zaden van bijzondere planten. Met het maaisel kwam ook een beetje grond mee uit de Bruuk. Een belangrijke bonus, aldus Brinkhof: “Veel wilde planten hebben bodemschimmels nodig om genoeg voeding en vocht te vinden, zogenoemde mycorrhiza. Die zitten nauwelijks in landbouwgrond.”
Onze laarzen dragen we niet voor niets. Voor blauwgrasland is namelijk nog iets belangrijk: een hoog grondwaterpeil. “Die hydrologie moet kloppen”, aldus Smolders. “Als het waterpeil te laag is, heeft blauwgrasland geen kans.” In het Kaalbroek zijn de condities gelukkig goed. De regio rond de Bruuk geldt als een van de meest geschikte in Nederland om blauwgrasland te maken.
130 plantensoorten
Jaarlijks maait Brinkhof het veld. Na afplaggen en vijftien jaar verschralen heeft de ecoloog inmiddels zo’n 130 plantensoorten gevonden. Is het doel bereikt, heeft hij blauwgrasland gemaakt? “De kenmerkende soorten zitten erin, maar het lijkt meer op heischraal grasland. Ook bijzonder, maar net wat droger met meer grassen in plaats van veldrus-planten.”
Brinkhofs drijfveer is de biodiversiteit. “Dit is natuur. Vroeger was dit heel normaal, maar 99,9 procent van het Nederlands blauwgrasland is verdwenen. Mensen zijn het bijna vergeten, omdat ze het niet meer zien.” Een blauwgrasland is echter geen ongetemde natuur. De wilde planten en dieren blijven alleen behouden door specifiek landgebruik van de mens, met maaien en afvoeren en een hoge waterstand. In feite is deze vorm van beheer een historische, extensieve vorm van boeren, die de natuur ten goede komt.
Bodem als basis
Dat boeren met de natuur wil regeneratieve landbouw nieuw leven inblazen. Het richt zich op een boerenbedrijf dat de natuur herstelt in plaats van schaadt. “Het leven staat centraal bij al onze keuzes, te beginnen bij het bodemleven”, vertelt boer Jaap Fris. “We bewerken de grond minimaal en gebruiken geen kunstmest of pesticiden.” Samen met Niels Moshagen begon hij vorig jaar als boer op Erve Kiekebos bij Zutphen. De voormalige melkveehouderij bestaat vooral uit grasland. Om gewassen te telen moet Fris het grasland eerst scheuren met een ecoploeg, die alleen de bovenste acht centimeter omwerkt. Daarna zet Fris zo veel mogelijk in op meerjarige gewassen, zodat bodembewerking nauwelijks nodig is.
“De bodem vormt de basis van regeneratieve landbouw”, legt Loekie Schreefel uit. Hij promoveerde onlangs op regeneratieve landbouw aan de Wageningen Universiteit. “Van daaruit proberen boeren bij te dragen aan andere ecosysteemdiensten, zoals waterhuishouding, klimaatregulatie en biodiversiteit.”
Regeneratief boeren gaat echter niet zonder slag of stoot. Het krijgt nog geen landbouwsubsidies en tegelijk hebben bedrijven die overgaan op regeneratieve praktijken soms tot een kwart opbrengstverlies, vertelt Schreefel. “Zonder ploegen en pesticiden en met vaste mest in plaats van kunstmest moet je systeem de eerste vijf jaar erg wennen.”
Zwarte cijfers
Op lange termijn moet een regeneratieve boer kunnen bouwen op de veerkracht van de bodem en gaat de productiviteit weer omhoog, is de voorspelling. In Nederland zijn al enkele boeren die laten zien dat dit kan, volgens Schreefel. “De bodem van deze boerderijen is beter bestand tegen klimaatschokken, zoals droogte, hitte, of zware regenval.” Boer Fris hoopt dat zijn systeem over zes tot zeven jaar regeneratief is. “Ik verwacht dat het systeem dan in evenwicht is. Vanaf 2025 verwacht ik dat we zwarte cijfers draaien, zonder subsidies.”
De regeneratieve boerderij hoort zich uiteindelijk niet alleen uit te betalen in voedsel, maar ook in bijvoorbeeld biodiversiteit. Het kan echter niet overal op dezelfde manier de biodiversiteit helpen, benadrukt Schreefel. “Meerdere regeneratieve bedrijven voegen kruiden toe aan hun grasland, en dat blijkt een succes voor biodiversiteit. Klaver is bijvoorbeeld goed voor bestuivers, maar legt ook stikstof uit de lucht vast in de bodem. Een boer hoeft dan minder kunstmest te gebruiken. Maar op zure veenbodems groeit klaver slecht. De volgende stap is dus om specifiek te maken welke regeneratieve praktijken werken per bodemtype en bedrijfssysteem.”
Landschap van de toekomst
Het Kaalbroek ligt als snipper tussen groene overbemeste weilanden, maar volgens Brinkhof en Smolders gaat dat veranderen. In de toekomst zal het hele bekken van Groesbeek rond Kaalbroek natuur worden. “De traditionele landbouw rondom natuurgebieden verdwijnt; dat kan niet anders met de stikstofcrisis”, meent Smolders. Het Kaalbroek kan dan een bron van zaden zijn voor de omgeving, vult Brinkhof aan. De boer sluit hij niet helemaal uit: “Misschien kan de natuur afgewisseld worden met natuurvriendelijke, extensieve vormen van landbouw.”
Schreefel denkt dat regeneratieve landbouw de toekomst heeft, al moet daarvoor wel ons economisch systeem veranderen. “De boer produceert misschien minder voedsel, maar wel meer biodiversiteit, legt meer koolstof vast in de bodem, of stoot überhaupt minder broeikasgassen uit. Als we dat belonen, verdienen ze evenveel, zo niet meer dan een gangbare boer.”
Goed nieuws
Dat het landschap de komende decennia verandert, staat vast. Het roer moet om in de landbouw, zegt ook de politiek. Maar of we dit doen met een nieuwe rol voor boeren als partners van de natuur, of met natuurbeschermers die zich gedragen als extensieve boeren, dat zal nog moeten blijken. Wordt het land van Roelofs een hooiland vol bloemen of een regeneratieve groentetuin? Linksom of rechtsom, het is goed nieuws voor wilde planten en dieren, én voor de mens.