Naar de content

Boeren koesteren bomen op hun akkers

Chris Reijj

Kaal gekapt en dor geworden land kan in twintig jaar weer groen en vruchtbaar worden gemaakt zodat mensen opnieuw een toekomst krijgen. Dat leren succesverhalen uit Niger, China en Ethiopië. Boeren recht geven op eigen bomen en land blijkt cruciaal. Ook samenwerking, kennis en een langetermijnvisie op een gebied helpen bij de vergroening.

8 december 2015

Rond 1980 had het dichtbevolkte Zuid-Niger een enorm probleem: het was kaal en onvruchtbaar geworden. De opbrengsten van gierst en sorghum bleven maar achteruit gaan waardoor veel mensen regelmatig honger leden. Er was geen geld voor kunstmest en er waren te weinig struiken, bomen en gewasresten om de akkers vruchtbaar te houden. De kale akkers hadden veel last van wind. Boeren moesten wel drie keer zaaien omdat het jonge gewas bedolven werd onder het zand.

25 jaar later, in 2006, waren deze akkers opvallend veel groener, zo leerden satellietbeelden die werden geanalyseerd door onder andere de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). In plaats van twee tot drie bomen per hectare, stonden er wel twintig, zestig of soms wel honderd bomen. De belangrijkste succesfactor? Boeren in het zuiden van Niger gingen inheemse bomen beschermen en beheren. Dit deden ze op vijf miljoen hectare, een gebied groter dan de oppervlakte van Nederland.

“Doordat er nu bomen op de akkers staan, hoeven vrouwen nog maar een half uur per dag te besteden aan het verzamelen van brandhout in plaats van 2,5 uur in 1985”, vertelt Chris Reij, senior medewerker van het World Resource Institute die het gebied al jaren volgt. “De bomen beschermen de gewassen tegen de wind en helpen de bodem weer vruchtbaarder te maken. Sommige boomsoorten produceren ook bladeren en vruchten die gebruikt worden als veevoer of als voedsel.”

Vruchtbare hellingen

Niger is al lang niet meer het enige voorbeeld van grootschalige vergroening. Deze herfst bezochten Nederlandse bedrijven en onderzoekers met koning Willem Alexander het Löss Plateau in China. In een gebied van 3,5 miljoen hectare startte de Chinese overheid in 1995 de vergroening, met een lening van vijfhonderd miljoen euro van de Wereldbank.

De door boskap en graanverbouw kaal geworden hellingen in het stroomgebied van de Gele Rivier waren er ernstig geërodeerd; voortdurend namen wind en regen vruchtbaar löss mee. Opbrengsten namen af en waterkrachtcentrales in het dal raakten verstopt. Tijdens het bezoek konden Willem Alexander en zijn gevolg met eigen ogen zien wat was bereikt: veel hellingen zijn weer vruchtbaar en groen. Bomen en meerjarige gewassen houden er water vast en bieden schaduw, vruchten, veevoer en hout.

Geitenvraat beheersen

Wat kunnen we van deze successen leren? “Met gerichte maatregelen die je snel doorvoert kan een kaal gebied binnen vijftien jaar weer groen zijn”, zegt Coen Ritsema. Hij is hoogleraar Bodemfysica en landbeheer bij Wageningen UR en ondersteunt sinds 1995 de vergroening van het Löss Plateau met monitoring en scenariostudies. Bij het Löss Plateau was het bijvoorbeeld belangrijk dat boeren hun geiten bij de boerderij gingen houden, zodat ze de heuvels niet langer kaal vraten.

Boeren op te steile hellingen werd geadviseerd tarwe en sorghum te vervangen door fruitbomen of meerjarige gewassen, die de bodem beter vasthouden. Velen gingen, betaald, terrassen (vlakke stukken) en kleine bassins aanleggen om het water en sediment vast te houden. “China kenmerkt zich door een doortastende en snel reagerende overheid”, vertelt Ritsema. “Toen we ze eenmaal hadden duidelijk gemaakt dat ze erosie konden stoppen en wat dat kon opleveren, pasten ze het beleid snel aan. Hier in Nederland zou zo’n traject vele jaren langer duren, vanwege onder andere inspraakprocedures.”

Ook Willem Ferwerda maakte deel uit van de Nederlandse delegatie die in oktober het Löss plateau bezocht. Ferwerda is directeur van Commonland, een organisatie die grootschalige landherstelprojecten ontwikkelt met business cases, en daar investeerders bij zoekt. “Een langetermijnvisie voor een groot gebied werkt”, zegt Ferwerda. “En je moet ervoor zorgen dat boeren en andere omwonenden meteen baat hebben bij het nieuwe beleid. Zo werden de boeren in het Löss Plateau betaald voor werkzaamheden als terrassering en beplantingen, waarna ze eigenaar konden worden van het land dat ze hadden bewerkt.”

Daarnaast konden ze gemakkelijk leningen krijgen om over te stappen naar een bodemvriendelijker vorm van landbouw, bijvoorbeeld een boomkwekerij, of een geitenhouderij binnen omheiningen. Veel Chinezen die op te steile hellingen boerden, gingen in de industrie werken of pasten hun bedrijf aan. Al met al werkte het vergroeningsbeleid zo goed, dat rond 2005 veel meer geld werd verdiend dan in 1995. De investeringen werden zo direct terugverdiend.

Boer in Burkina Faso maakt geulen om meerjarige gewassen of inheemse bomen in te planten. Steeds meer gebieden in Afrika volgen het voorbeeld van Zuid-Niger.

Chris Reijj

Inheemse boomsoorten beschermen en beheren

“In Niger gingen steeds meer boeren inheemse boomsoorten beschermen”, vertelt Chris Reij. Het VN-landbouwontwikkelingsfonds IFAD speelde een belangrijke rol bij de promotie ervan. IFAD hielp dorpen ook lokale organisaties op te zetten voor het beheer van de bomen. Volgens Reij hadden boeren tijdens de hongersnoden in de jaren tachtig maar twee keuzemogelijkheden: wegtrekken of de landbouw intensiveren met hulp van inheemse bomen. Wat hen hielp, was dat de overheid zich tot 1985 beschouwde als eigenaar van de bomen.

Na 1985 begon dat snel te verschuiven en vonden boeren dat zij de eigenaar waren van de bomen op hun akkers. “Gelukkig had Zuid-Niger toen ook een paar opeenvolgende natte seizoenen”, zegt Ritsema. “De jonge bomen kregen de tijd zich diep te wortelen, waardoor ze in de droge periodes daarna uit het grondwater konden putten. In de scenariostudies waarop je beleid baseert, moet je dus ook rekening houden met qua weer wisselende seizoenen.”

In Ethiopië gaan de lokale boeren zingend aan het werk

Idealiter start een gebiedsproce bij de lokale boeren en andere ondernemers, leert een tien minuten durende promotiefilm uit 2014. Het werd gemaakt door de _Sustainable Land- en watermanagement_-organisatie TerAfrica. Het toont beelden van boeren en experts die zich samen over kaarten buigen en boeren die zingend aan het werk gaan. In de film wordt expliciet gemaakt wat in de Ethiopische hooglanden goed werkte: toewijding van alle belanghebbenden, landrechten voor boeren, planning op gebiedsniveau en het landschap verdelen in zones. Daarbij gaat het dan, net als op het Löss Plateau, om een zone voor natuur (hoog in de bergen en op hele steile hellingen), voor extensieve landbouw en (in het dal) voor intensieve economische activiteiten waaronder landbouw. In Nederland kregen zowel het Löss Plateau en Ethiopië bekendheid door de documentaire Groen Goud van de VPRO.

Wageningen UR heeft tijdens het bezoek een overeenkomst gesloten met kennisinstellingen op het Löss Plateau. “Je moet zo’n gebiedsproces integraal blijven bekijken”, zegt Ritsema, wiens groep nu al twintig jaar voor dit gebied scenario’s in land- en waterbeheer doorrekent. Een ingreep zoals het planten van bomen op steile hellingen heeft ook gevolgen buiten het gebied. Zo belandt nu weliswaar weinig sediment meer in de rivieren, maar die hebben ineens wel minder water omdat dit nu beter door de bodem en planten wordt vastgehouden. Terwijl de groeiende steden juiste steeds meer water nodig hebben. Hoe je dat dan weer oplost? Ritsema: “Over de keuzemogelijkheden moet je met alle betrokken partijen in gesprek.”

De vereniging Alvelal, waar Commonland bij is betrokken, bekijkt in Zuid-Spanje met lokale boeren welke composten geschikt zijn voor een amandelteelt die tevens zorgt voor een betere bodem.

Alvelal, Spanje

Amandelbomen in Zuid-Spanje

De belanghebbenden zijn boeren, lokale ondernemers, investeerders, overheden en kennisinstellingen, zeggen de deskundigen. Hiermee moeten de initiatiefnemers over een lange termijn een relatie aangaan. Willem Ferwerda’s organisatie doet dit nu onder andere in Zuid Spanje. Daar willen boeren op gedegradeerde grond amandelbomen planten. Dat is goed voor de bodem, en er is een groeiende markt voor amandelen.

Ferwerda ziet allerlei initiatieven voor vergroening in de wereld die opgeschaald zouden kunnen worden. Zoals bijvoorbeeld ook de herbeplanting van de inheemse spekboom in de Baviaanskloof in Zuid-Afrika (nu nog duizend hectare). Met boeren is er overeengekomen om 46.000 hectare geitenvrij te maken in ruil voor aanplant van kruiden die aromatische oliën leveren. Maar Ferwerda ziet het ook vaak mis gaan, namelijk wanneer het maximaal winst halen uit een gebied centraal staat: dat leidt tot landdegradatie. In een toegankelijke, net uitgekomen brochure en promotievideo legt Commonland uit wat je allemaal terugkrijgt als je gebieden weer vergroent. “Van een kaal en gedegradeerd gebied wordt toch niemand vrolijk?”, zegt Ferwerda. “Mensen willen wonen en werken in een afwisselend en groen land. Dat kan hun leven weer betekenis geven. Investeerders willen we dit nu ook duidelijk maken.”

Landbouw met (fruit)bomen goedkoper dan bosaanplant

Het World Resources Institute (WRI) schat dat er twee miljard hectare geërodeerd land weer groen kan worden gemaakt. Daarvan zou 1,5 miljard geschikt zijn voor een zogenoemde mozaïeklandschap restoratie, waarin bossen en bomen worden gecombineerd met ander landgebruik, zoals kleinschalige of agro-ecologische landbouw. Tot nog toe is het planten van (uitheemse) zaailingen door bosbouwdiensten de meest gevolgde strategie geweest om land weer te vergroenen. Zoals afgelopen decennia in China de aanplant van de ‘Grote Groene Muur’, om stofwolken tegen te gaan. Sinds 1978 hebben de Chinezen ten noorden van de Gobiwoestijn 66 miljard snel groeiende populieren en pijnbomen geplant. In 2050 moet, volgens tijdschrift The Economist, het project leiden tot een strook bos van 4500 kilometer lang. Dergelijke grootschalige bosaanplant is duur: duizend tot soms wel zesduizend dollar per hectare. Bovendien zijn de monoculturen gevoelig voor ziektes. De vergroening van vijf miljoen hectare door boeren in Niger kostte niet meer dan honderd miljoen dollar, heeft Chris Reij uitgerekend. Het beschermen en snoeien van inheemse bomen en struiken blijkt een eenvoudige en goedkope methode om het aantal bomen te vermeerderen en leidt tot meer productieve vormen van landbouw. De kosten bedragen minder dan twintig dollar per hectare, volgens het WRI.

Meer lezen

ReactiesReageer