De blindedarm lijkt een belangrijke rol te spelen bij het ontstaan van de ziekte van Parkinson. Dat concludeert een internationaal team van wetenschappers na het analyseren van de gezondheidsdata van 1,6 miljoen Zweden.
Wat hebben de blindedarm en de ziekte van Parkinson met elkaar te maken? Op het eerste gezicht niks. Maar wie beter kijkt, ziet wel degelijk verbanden. “De afgelopen tien jaar is gebleken dat de ziekte van Parkinson niet alleen een bewegingsstoornis is”, zegt Viviane Labrie (neuroloog aan het Amerikaanse Van Andel Research Institute) in een interview met Science. “Klachten aan het spijsverteringsstelsel, zoals bijvoorbeeld verstopping, komen veel voor en treden bovendien vaak eerder op dan het bekende trillen of moeite met beweging. Daarom zijn wij op zoek gegaan naar oorzaken van Parkinson in de darmen.”
Verrassende ontdekking
Onderzoek aan de blindedarm lag daarbij het meest voor de hand. De blindedarm raakt nogal eens ontstoken en wordt dan gedeeltelijk operatief verwijderd. In Zweden zijn sinds 1964 gezondheidsgegevens van ruim 1,6 miljoen mensen bijgehouden. Labrie en haar collega’s ontdekten dat mensen die een blindedarmoperatie hadden ondergaan, later in het leven negentien procent minder kans hadden om uiteindelijk Parkinson te krijgen dan wanneer zij die operatie niet hadden ondergaan. Het gaat om een relatieve toename. Voor gezonde mensen met blindedarm is de kans op Parkinson ongeveer 1,5 procent. Na een blindedarmoperatie is die kans nog ongeveer 1,2 procent.
In een Amerikaanse dataset met ruim achthonderd Parkinson-patiënten ontdekten zij bovendien dat mensen die op jonge leeftijd geopereerd werden aan hun blindedarm gemiddeld 3,6 jaar later klachten kregen dan mensen voor wie dit niet gold.
Met de microscoop keek neuroloog Bryan Killinger (lid van het onderzoeksteam van Labrie) in detail naar blindedarmweefsel, afkomstig van achtenveertig verschillende gezonde personen. Hij zocht specifiek naar het eiwit α-synucleïne. Dat is het eiwit dat bij Parkinson in de hersenen samenklontert en zo de productie van de signaalstof dopamine ontregelt. Killinger deed een verrassende ontdekking. In zesenveertig van de achtenveertig stukjes darmweefsel vond hij klonteringen van α-synucleïne terug. “Het maakt niet uit of je jonger dan twintig bent of ouder dan tachtig. α-synucleïne komt in de blindedarm bijna altijd voor. De aanwezigheid van α-synucleïne is dus geen specifiek kenmerk voor de ziekte van Parkinson”, vertelt hij aan Science.
Ontsnapt naar de hersenen
α-synucleïne wordt pas gevaarlijk als het van de darmen naar de hersenen reist. Blijkbaar kan α-synucleïne in de blindedarm geen kwaad. Sterker nog, de onderzoekers denken dat het eiwit daar wellicht een functie heeft. De blindedarm speelt volgens hen een belangrijke rol in het afweersysteem van het darmstelsel. Het orgaan reguleert welke bacteriën er aanwezig zijn in het darmstelsel, dient als opslagplaats voor gezonde darmbacteriën, maar kan ook afweerreacties in gang zetten tegen schadelijke ziekteverwekkers. Bij die laatste taak komt α-synucleïne om de hoek kijken. Want een hoge concentratie α-synucleïne trekt afweercellen aan, aldus Labrie.
Vanwege deze functie van de blindedarm is Labrie geen voorstander van het preventief verwijderen van (een deel van) het orgaan om Parkinson te voorkomen. “Dat heeft ook geen zin, want de kans is groot dat α-synucleïne ook in andere delen van het darmstelsel aanwezig is. Dat hebben we alleen nog niet onderzocht”, stelt ze. “In sommige, zeldzame, gevallen is het eiwit blijkbaar in staat om vanuit het darmstelsel naar de hersenen te reizen en daar schade aan te richten. Een behandeling zou zich moeten richten op het onder controle houden van α-synucleïne om te voorkomen dat het ontsnapt naar de hersenen”.
Zo’n behandeling is echter nog verre toekomstmuziek. Labrie en haar collega’s willen eerst weten wat het verschil is tussen gezonde mensen en mensen die op latere leeftijd Parkinson zullen krijgen. Welk mechanisme in de darm zorgt ervoor dat het eiwit α-synucleïne soms afreist naar de hersenen?