Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Bijzondere verhalen uit de archieven

Speurtocht door de archieven van Florence, Parijs en Lausanne

OECD Organisation for Economic Co-operation and Development via Flickr CC BY-NC-ND 2.0

Voor een historicus zijn archieven onmisbaar. Ik dook verschillende archieven in om met behulp van brieven, memoranda, aantekeningen en speeches erachter te komen hoe eind jaren veertig van de vorige eeuw een Europese ‘familie’ van beleidsmakers en experts ontstond en vond zo bijzondere verhalen.

14 november 2017

Saai en stoffig: dat is wat veel mensen denken bij het woord archief. Oké, misschien zijn ze inderdaad een beetje stoffig. Maar saai, nee. Als historicus speur je door alle aanwezige documenten om zo een idee te krijgen hoe ideeën zijn ontstaan. Archieven zijn dus een soort lens om naar het verleden te kunnen kijken. Zo ontdekte ik veel opmerkelijke verhalen over de wankele Europese sociale stabiliteit, maar ook briefjes aan de Amerikaanse president Roosevelt. Ik vond al deze anekdotes en brieven tijdens mijn speurtocht door drie archieven.

Villa Salviati in Florence, waar de Historical Archives of the European Union gevestigd zijn

Door Albert Hahn (1877 - 1918) - Publiek domein via wikimedia commons

Afgelopen zomer, in juni en juli, deed ik drie weken onderzoek in de Historical Archives of the European Union in Florence. En in oktober was ik in Lausanne bij de archieven van de Fondation Jean Monnet, en in Parijs, bij de archieven van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

Zoektocht naar een nieuw sociaal evenwicht

Mijn doel was om met behulp van die archieven te reconstrueren hoe aan het eind van de jaren veertig van de vorige eeuw een Europese ‘familie’ van beleidsmakers en experts ontstond. Deze beleidsmakers en experts waren belast met de wederopbouw van het naoorlogse Europa, en dat behelsde meer dan het herstellen van kapotte infrastructuur.

De wederopbouw was namelijk ook een zoektocht naar een nieuw sociaal en economisch evenwicht. Beleidsmakers wilden economische handelsrelaties tussen Europese landen herstellen, zonder dat dit zou leiden tot handelsoorlogen. Want dat zou voor werkloosheid, inflatie en sociale instabiliteit zorgen. Die zoektocht naar een nieuw evenwicht vereiste een voortdurend balanceren tussen hoop op een betere toekomst met een betere levensstandaard, vrees voor hernieuwde sociale onrust en oorlog, en de nationale belangen van de verschillende Europese landen.

In de archieven hoopte ik te vinden welke ideeën er waren, en hoe beleidsmakers zich lieten drijven door hun angsten voor hernieuwde sociale onrust en oorlog. In deze blog leg ik uit wat ik gedaan heb in de archieven, wat er leuk aan is, en hoe archiefonderzoek precies in zijn werk gaat.

De leden van de OEES Council bij elkaar buiten Chateau de la Muette in Parijs.

OECD Organisation for Economic Co-operation and Development via Flickr CC BY-NC-ND 2.0

Het archiefonderzoek voorbereiden

Voordat je naar een archief gaat, bedenk je eerst wat je precies wilt weten. Of eigenlijk, wat je ongeveer wilt weten. Het risico is anders dat je belangrijke bronnen over het hoofd ziet. Bronnen die een verhaal vertellen waar je bijvoorbeeld zelf de vraag nog niet bij gesteld had. In mijn geval wilde ik aan de hand van de archieven in Florence, Lausanne en Parijs beter begrijpen hoe de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES; inderdaad, de voorloper van de OESO) werkte.

De OEES, vanaf 1949 gevestigd in het karakteristieke Chateau de la Muette in Parijs, stond aan de wortel van de naoorlogse Europese samenwerking en was een belangrijke sociaaleconomische denktank waar Europese en Amerikaanse regeringsfunctionarissen, experts, economen, bankiers en politici elkaar ontmoetten om na te denken over het naoorlogse Europa.

Om te reconstrueren hoe een nieuwe ‘familie’ van Europese beleidsmakers ontstond is het voor mijn onderzoek dus van belang om te weten wie binnen de OEES de sleutelfiguren waren, en bovenal, hoe de OEES precies werkte. Over welke problemen dachten ze na? En welke oplossingen werden daarvoor aangedragen? Door welke ideeën lieten de beleidsmakers zich inspireren? Hoe werd er met elkaar gecommuniceerd? Werd er ook naar elkaar geluisterd?

Fondation Jean Monnet in Lausanne

Jorrit Steehouder voor NEMO Kennislink

Voordat ik met deze vragen naar het archief ging had ik natuurlijk al bedacht of er relevante bronnen voor mijn onderzoek zouden liggen. Dat vergt enige achtergrondkennis, want een archief is geen zoekmachine zoals Google, waar je met een paar lukrake zoektermen altijd wel iets vindt.

Als je bijvoorbeeld wilt weten welke denkbeelden en contacten de secretaris-generaal van de OEES er op nahield, dan is het goed om van te voren te weten wat zijn positie was binnen de organisatie. Pas als dat allemaal duidelijk is kun je een selectie maken van de mappen (of inventarisnummers) die je wilt bekijken, bijvoorbeeld door vanuit huis de online catalogus te raadplegen (Zelf ook eens proberen? Kijk dan op de website van het Nationaal Archief!).

De sensatie van het archief

Ieder archief heeft andere regels en werkwijzen. Dat betekent dat de documenten overal op een andere manier worden opgeslagen, en dus op een andere manier te raadplegen zijn. In Florence kon ik vooral met originele documenten en microfilm werken. In Lausanne heb ik daarentegen geen originele bronnen gezien, omdat alles op microfiche staat. Dat is een soort dia waar zo’n 50 pagina’s op passen, en die je kunt uitlezen met behulp van een glazen plaatje, een lamp, en een beeldscherm. In Parijs kon ik zelfs mijn USB-stick in een computer stoppen om vervolgens 250.000 pagina’s bronmateriaal te kopiëren.

Het spannende is dat je nooit precies weet wat je zult vinden. Een dag kan soms heel teleurstellend zijn, wanneer je bijna niets tegenkomt dat relevant is voor je onderzoek. Maar op een goede dag word je overspoeld met mooie en verrassende bronnen. Bijvoorbeeld in Lausanne, waar ik de denkbeelden van Robert Marjolin – de Franse secretaris-generaal van de OEES tussen 1948-1955 – in kaart bracht.

Hij was bijvoorbeeld erg bevreesd voor de economische en sociale stabiliteit van Europa, vooral tijdens de herbewapening in 1950. Marjolin schreef: ‘Herbewapening lijkt de Europese regeringen te fascineren, zoals een slang een vogel, en het legt hen compleet lam’. Weliswaar was Europese herbewapening een noodzaak in het licht van de toenemende spanning in de Koude Oorlog en het uitbreken van oorlog in Korea, maar het was een kostbaar proces en zou mogelijk ten koste gaan van de productiecapaciteit en economische groei, aldus Marjolin.

Weer een andere dag levert het archief vooral anekdotisch materiaal op, zoals briefjes waarin president Dwight D. Eisenhower zijn dank uitspreekt voor de ‘uitstekende’ flessen cognac die Jean Monnet hem toestuurde. Of over de jachtpartijen, borrels en recepties van de Amerikaanse ambassadeur in Frankrijk David Bruce.

Een van de meest ontroerende vondsten was wat dat betreft een briefje van Monnet’s dochter Anna aan president Roosevelt uit 1941, waarin zij hem een beetje geld gaf in de hoop dat Roosevelt zou herstellen van zijn polio. Ze schreef: ‘Beste meneer president (…) In deze brief zitten tien dubbeltjes, voor kinderverlamming, het is erg weinig, maar meer heb ik niet, en ik hoop dat het zal helpen.’ Tekenend voor het netwerk van Monnet in Amerika is dat het briefje van Anna daadwerkelijk op het bureau van de president terechtkwam, en dat die Anna terugschreef ‘zeer dankbaar te zijn’.

Waarom is het leuk?

Aan de hand van de archieven is het voor mij als historicus dus niet moeilijk om me te laten meeslepen in de belevingswereld van de mensen van vroeger, en me onder te dompelen in de retoriek en gewoonten van toen. Dat maakt archiefonderzoek leuk en afwisselend. Archieven zijn bovendien enorm leerzaam, ze zeggen namelijk niet alleen iets over de persoon die je bestudeert, maar ook over de tijdsgeest en de politieke cultuur van vroeger.

Hoewel het niet altijd leuk is om als promovendus veel weg van huis te zijn, is het wel een mooie kans om steden als Florence, Lausanne en Parijs te bezoeken, en als het ware het nuttige met het aangename te combineren. Daarnaast is het altijd een inspirerende tijd om in de archieven te zitten omdat je veel nieuwe informatie vindt, en je tegelijkertijd buiten de sleur van je normale dagelijkse leven tijd en ruimte hebt om na te denken over je onderzoek. Zo kom ik tot inzichten die ik niet krijg van achter mijn bureau in Utrecht.

ReactiesReageer