Voor twee jaar heeft de Europese Unie ze verboden: drie insecticiden die medeverantwoordelijk zouden zijn voor de wereldwijde bijensterfte. Het gaat om middelen die worden ingezet tegen vraatinsecten maar tegelijkertijd de noodzakelijke bestuivende insecten de das om doen. Volgens critici zijn er teveel uitzonderingen en is het effect van het verbod hierdoor niet goed meetbaar.
De insecticiden die de EU nu tijdelijk in de ban heeft gedaan, zogenaamde neonicotinoïden, worden sinds tien jaar op grote schaal gebruikt in zowel de EU als de VS. Wereldwijd worden ze gebruikt in 120 landen, met een marktaandeel van 25 procent.
Het verbod op de drie neonicotinoïden is beperkt tot voor bijen aantrekkelijke gewassen en geldt alleen in de perioden waarin het gewas bloeit om zo de bestuivers te ontzien.
Neonicotinoïden werken op het zenuwstelsel van insecten. Daarbij raakt het zenuwstelsel overprikkeld en gaat het het diertje dood. Ook de afbraakproducten (metabolieten) van neonicotinoïden zijn giftig, zodat de middelen lang doorwerken. Omdat neonicotinoïden in verband worden gebracht met bijensterfte op globale schaal, besloot de EU in april 2012 tot een tijdelijk verbod, dat op 1 december 2013 is ingegaan.
Verplicht meetsyteem
De periode waarin het verbod geldt moet gebruikt worden om de effecten van de afwezigheid van de drie neonicotinoïden te monitoren. Tevens geldt een verbod op nog enkele andere middelen, waaronder het insecticide fipronil. Alle EU-landen zijn verplicht om een meetsysteem op te zetten dat de effecten van het verbod op bijen andere bestuivers in kaart moet brengen.
“In Nederland zal de Voedsel- en Warenautoriteit het project coördineren, maar het is nog niet bekend wie de monitoring gaat uitvoeren,” vertelt Jeroen van der Sluijs van het aan de Universiteit Utrecht verbonden Copernicus Instituut. Van der Sluijs, universitair hoofddocent Nieuwe Risico’s, heeft echter een hard hoofd in de betrouwbaarheid van deze metingen.
Verdwaalde bijen
“Waarschijnlijk is er geen eenduidig effect meetbaar omdat de verboden neonicotinoïden worden vervangen door stoffen uit dezelfde groep insecticiden die nog wel zijn toegestaan,” aldus Van der Sluijs. “Zoals thiacloprid, dat weliswaar minder acuut giftig is, maar wel dezelfde schadelijke effecten heeft: bijen raken er de weg door kwijt, kunnen zich minder goed oriënteren en worden vatbaarder voor ziekten. De verboden stoffen zijn bovendien moeilijk afbreekbaar. Over twee jaar zitten neonicotinoïden nog steeds in de bodem van waaruit ook bloeiende planten ze opnieuw opnemen.”
Van der Sluijs schat de effectiviteit van het verbod op de drie neonicotinoïden dan ook maar matig in. “Er zijn teveel uitzonderingen. Op niet bloeiende gewassen mogen deze middelen wel worden gebruikt, zoals op graan. Ook in alle bedekte teelten zijn ze toegelaten, in de fruitteelt na de bloei, in de aardappelteelt zolang er geen bloemen zijn en in de sierteelt als de bloemknoppen zijn verwijderd.” Hiermee gaat het verbod voorbij aan de watervervuiling en het negatieve effect op de biodiversiteit van insecten in en om het water die het gevolg is van het overmatig en preventieve gebruik van neonicotinoïden.
Al tien jaar bekend
“In de wetenschappelijke wereld is het probleem van de bijensterfte als gevolg van pesticiden al meer dan tien jaar bekend,” vertelt Van der Sluijs. In reactie hierop heeft de landbouwsector niet stilgezeten. Nog even afgezien van een sterke mondiale groei van de biologische landbouw – waarin pesticiden helemaal taboe zijn – zijn er in de reguliere landbouw veel initiatieven gestart om het pesticidengebruik terug te dringen en ‘chemie als laatste redmiddel’ te gebruiken. Zo’n aanpak in de gangbare landbouw is bijvoorbeeld Integrated Pest Management, waarbij een boer de spuit pas pakt als er sprake is van een opkomende plaag.
“Het probleem bij deze nieuwe generatie pesticiden is dat ze preventief worden ingezet,” aldus Van der Sluijs, “al op het moment wanneer er van een plaag nog helemaal geen sprake is. De neonicitinoïden zijn bovendien een populair middel waarmee zaaizaad geïmpregneerd wordt. Die coating is een ‘totaaltechnologie’ die de volledige plant giftig maakt voor insecten; zowel de bladeren, waar de vraatinsecten van eten, als de bloem met het stuifmeel, waar de bestuivers voor hun voedsel van afhankelijk zijn.”
Wetenschappelijk consensus
Is het nu eigenlijk eenduidig wetenschappelijk aangetoond dat bijen, hommels en andere bestuivers hun achteruitgang te danken hebben aan pesticiden of is er nog sprake van enige controverse? “Bijensterfte wordt veroorzaak door een combinatie van factoren, dat is zeker,” reageert Van der Sluijs. “De oorzaken kun je samenvatten onder de drie P’s: pollenkwaliteit, pathogenen en pesticiden. Door de verminderde biodiversiteit is de kwaliteit van het stuifmeel minder, de bijen in de westerse wereld zijn niet aangepast aan de varroamijt, een exoot uit Azië, en de pesticidendruk is groot. Waar in de wetenschap nog géén consensus over bestaat, is het aandeel van de verschillende P’s.”
“In 1999 deed Frankrijk verschillende neonicotinoïden voor de teelt van zonnebloemen in de ban en in 2004 volgde een verbod voor de maïsteelt,” weet Van der Sluijs. “Frankrijk baseerde dit besluit op dezelfde feiten die de EU nu gebruikt om het moratorium te onderbouwen. Ook Italië en Slovenië hebben deze insecticiden verboden voor zaadbehandeling om bestuivers en dus hun landbouwproductie te beschermen.” Met het verbod is er weliswaar sprake van een erkenning van het probleem van insecticiden op bijenpopulaties, maar de EU kan er niet prat op gaan dat ze voorop lopen.