Het duurt gemiddeld vier jaar voor patiënten een donornier krijgen van een overleden persoon. Dat is te lang: in 2015 stierven 74 mensen op de wachtlijst. Bovendien is de kans groot dat een donornier wordt afgestoten, waarna een patiënt er opnieuw een nodig heeft. Door een betere matching kan de wachtlijst korter.
Hieraan werkt consortium PROCARE. Dit is een samenwerking tussen alle Nederlanse transplantatiecentra: de UMC’s van Leiden, Rotterdam, Utrecht, Groningen, Maastricht, Nijmegen en Amsterdam. Samen nemen zij de gegevens van ruim zesduizend niertransplantaties, die plaatsvonden tussen 1995 en 2006, opnieuw onder de loep. NEMO Kennislink sprak met immunoloog Elena Kamburova en bio-informaticus Bram Wisse die verbonden zijn aan het project bij het Universitair Medisch Centrum in Utrecht.
Waarom is de huidige matching niet optimaal?
Kamburova: “De standaardtest om na te gaan of de ontvanger een nier accepteert is de kruisproef. Hierbij worden cellen van donor en patiënt bij elkaar gevoegd om te kijken of ze op elkaar reageren. Als ze dat doen, dan is het niet veilig om te transplanteren. Het probleem is dat deze test al vijftig jaar oud is, en niet gevoelig genoeg. Daardoor worden donornieren soms afgestoten terwijl er wel een match was.”
“Er zijn al nieuwe, meer specifieke tests ontwikkeld, maar deze worden niet overal hetzelfde gebruikt. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk hoe ze precies geïnterpreteerd moeten worden. Hierdoor zou je bij het ene ziekenhuis wel een transplantatie kunnen krijgen en bij het andere niet. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.”
Wat willen jullie met deze samenwerking bereiken?
Kamburova: “Omdat de huidige matchingstechnieken niet optimaal werken, verliezen vijf tot tien procent van de patiënten hun nieren kort na transplantatie. En na tien jaar doet dertig procent van de nieren het niet meer. Dat moet beter kunnen. De wachtlijst wordt voornamelijk gevormd door mensen die moeilijk te transplanteren zijn: die al een transplantatie hebben gehad en daardoor veel antistoffen hebben. Ons doel is om de matching van donornieren met patiënten te verbeteren, waardoor de donornieren langer meegaan.”
Hoe bereiken jullie een betere matching?
Kamburova: “We analyseren de bewaarde bloedmonsters van de transplantaties tussen 1995 en 2006 met nieuwe laboratoriumtechnieken en koppelen de resultaten aan de klinische gegevens. Als immunoloog kijk ik naar de bewaarde weefsels en bloedmonsters met meer details. Hierdoor kan ik zien wat de oorzaak was voor een afstoting, bijvoorbeeld antistoffen die vroeger niet gevonden zijn. Ook werk ik mee aan de ontwikkeling van nieuwe tests. Patiënten met nierschade maken soms antistoffen aan tegen hun eigen nier (autoantistoffen), waardoor er na transplantatie meer kans is dat ze de donornier afstoten. We ontwikkelen bijvoorbeeld een test om dat risico te bepalen.”
Wisse: “Als bio-informaticus werk ik aan wiskundige modellen om de enorme hoeveelheid transplantatiegegevens te interpreteren. We willen voorspellen welke toekomstige donornier-patiëntcombinaties de beste kans hebben op langdurig functioneren van de donornieren. Zo simuleer ik ‘wat als?-scenario’s’. Ik breng in kaart wat er gebeurd zou zijn als er andere matches tussen patiënten en donoren waren gemaakt. Hoe lang zou de donornier dan meegaan? We streven naar combinaties met de hoogste overlevingskans. We kijken dan ook naar mogelijkheden die normaal gesproken uitgesloten zouden worden vanwege een mismatch, maar die het in de praktijk wel goed hebben gedaan. Het is goed om te weten wat geen kwaad kan, zodat we minder mensen hoeven uit te sluiten voor een transplantatie.”
Wanneer merkt de patiënt hier iets van?
Wisse: “In 2018 worden mogelijk onze resultaten al gebruikt om de matchingsprocedure aan te passen. Door meer in detail te kijken naar verschillen tussen de HLA-moleculen van donor en ontvanger kunnen meer geschikte matches gevonden worden dan met de huidige procedure het geval is. Ook is het mogelijk preciezer te bepalen wanneer al aanwezige HLA-antistoffen van de patiënt echt een hoog risico vormen voor afstoting van een nier van een specifieke donor. Hierdoor is het alleen nodig af te zien van transplantatie wanneer er sprake is van een echt slechte overlevingsverwachting voor de donornier.”
Kamburova: “Dankzij de nieuwe auto-antistoffentests en het bepalen van een aantal variaties in het DNA van de patiënt en de donor schatten we in wanneer het immuunsysteem niet zo snel overgaat tot het afstoten van de donornier. Hierdoor gaat deze langer mee en hebben patiënten minder snel weer een nieuwe nier nodig, waardoor uiteindelijk de wachtlijst korter wordt.”