Het coronavirus verspreidt zich snel, maar het nieuws over het virus gaat nog veel sneller. Peter Burger is gespecialiseerd in broodjeaapverhalen en werkt samen met andere factcheckers wereldwijd aan het bestrijden van valse informatie.
De wereld is in de ban van het coronavirus. Miljoenensteden worden afgesloten, Chinese vliegtuigen geweigerd, mensen liggen in quarantaine en de mondkapjes-die-niet-werken zijn uitverkocht. De paniek wordt gevoed door de meest fascinerende verhalen en onwaarschijnlijke verklaringen. Waar komen die verhalen vandaan en wat kunnen we doen om te voorkomen dat mensen banger worden dan nodig is?
Peter Burger is universitair docent aan de Universiteit Leiden en doet onderzoek naar journalistiek, nepnieuws en broodjeaapverhalen. Hij volgt het nieuws over corona en ziet veel overeenkomsten met eerder onderzoek naar mediahypes en geruchten over epidemieën.
“Mijn Canadese collega Jon Lee schreef in 2014 het boek ‘An Epidemic of Rumors’. Daarin beschreef hij de menselijke reactie op epidemieën door de lens van de SARS-epidemie van 2003, een uitbraak die vergelijkbaar is met de huidige uitbraak van het coronavirus. We zien nu dezelfde soort verhalen en geruchten ontstaan over het coronavirus, die net als bij het SARS-virus gepaard gaan met xenofobe verklaringen en twijfelachtige samenzweringstheorieën over de oorsprong van het virus.”
Wat zijn de vreemdste verhalen die voorbij zijn gekomen?
“Het sterkste verhaal is dat de ziekteverwekker door mensen gefabriceerd is. Het coronavirus zou ontsnapt zijn uit een Chinees militair laboratorium in Wuhan, waar het werd ontwikkeld als biologisch wapen. Volgens andere verhalen is het virus niet ontsnapt, maar moedwillig ingezet door de Amerikanen. Het coronavirus zou een biologische aanval zijn van Amerika op China.”
“Je hebt ook verhalen die iets dichter bij het reguliere nieuws staan. In het nieuws werd bijvoorbeeld gemeld dat het virus afkomstig is van dieren en overgesprongen is naar mensen. Vervolgens zie je dat mensen met die verhalen aan de haal gaan. De berichten worden plastischer. Je ziet video’s voorbij komen met Chinezen die allerlei dieren eten die bij ons niet op het menu staan, zoals vleermuizen, terwijl dit ook in China niet gebruikelijk is. Dit soort theorieën wordt al gauw verbonden met een bepaalde groep mensen die andere gewoonten hebben dan wij. Dit zag je ook bij berichtgeving over SARS, ebola en aids. Het aidsvirus zou veroorzaakt zijn doordat mensen seks hebben gehad met dieren. Allerlei stereotypen worden aangehaald. Dat werkt ongelooflijk stigmatiserend.”
Hoe kan het dat wetenschappers en journalisten dit soort bizarre berichten voortdurend ontkennen, maar het nepnieuws zich toch blijft verspreiden?
“Ik heb zelf geen onderzoek gedaan naar nepnieuws rondom het coronavirus, maar wel naar de vraag waarom mensen dubieuze verhalen over nieuwe vormen van misdaad verspreiden. Opvallend is dat mensen berichten delen waarvan ze weten dat die onbetrouwbaar zijn, maar ze doen dat met een pro-sociaal doel. Ze weten vaak wel dat het niet helemaal klopt, maar de gedachte is: misschien zijn de harde feiten in dit verhaal niet waar, maar klopt de essentie wel. Je kunt het dan maar beter delen om zo samen te ontdekken wat klopt en wat niet.”
“Wat in dit geval ook meespeelt is het wantrouwen tegenover de Chinese overheid. Daar zijn goede redenen voor: de Chinese overheid maakt het voor journalisten en factcheckers moeilijk om te controleren wat klopt en wat niet. Mensen zijn daardoor sneller geneigd om iets te delen dat niet geverifieerd is, want het zou best eens waar kunnen zijn.”
Nadat dat eerder in Frankrijk gebeurde, sturen nu ook in Nederland hoaxers valse berichten over coronavirus waarbij ze misbruik maken van de naam van onderzoeksinstituten en nieuwsmedia. https://t.co/L6zUA5cd5u— Peter Burger (@JPeterBurger) February 3, 2020
Er werd een vals persbericht van het RIVM verspreid dat een Nederlander geïnfecteerd zou zijn. Dat lijkt me toch wel een intentioneel verspreiden van valse informatie.
“Dat klopt, maar er is hier geen sprake van tegenspraak. Je moet onderscheid maken tussen de mensen die het valse nieuws verspreiden en de mensen die het bedenken. Voor het eerste heb je een heel grote groep mensen nodig, maar er hoeft er maar eentje te zijn die het bedenkt.”
“Er zijn dus maar een paar mensen die zo ver gaan dat ze persberichten of screenshots vervalsen. Waarom ze dat doen, dat weet ik niet. Het kan zijn dat iemand gewoon een heel zieke grap uit wil halen. Het kan ook zijn dat er politieke bedoelingen achter zitten, omdat iemand de Chinese overheid wil schaden. Maar er kan ook een commercieel motief meespelen. In Nederland heb ik verschillende voorbeelden gezien van websites die allerlei troep publiceren, gewoon omdat het kliks oplevert. Zij profiteren dan weer van de advertentie-inkomsten.”
“Maar het is dus belangrijk om onderscheid te maken tussen bedenkers en verspreiders van valse informatie. Het is heel goed denkbaar dat iemand met slechte bedoelingen iets in omloop brengt, maar dat het vervolgens door mensen met goede bedoelingen wordt verspreid.”
Wat maakt dit onderwerp zo vatbaar voor verspreiding van geruchten?
“Het gaat hier om een ziekte die potentieel de hele wereld aangaat en er is een hoop onzekerheid. Allerlei aspecten zijn onduidelijk: waar komt het virus vandaan, hoe besmettelijk is het, wat is precies het beloop zodra mensen zijn geïnfecteerd? Er zijn een hoop zorgen, zowel bij burgers als bij overheden. Al die onzekerheid vormt een voedingsbodem voor geruchten. En in dit geval zijn alle nieuwsmedia er gelijk bovenop gesprongen.”
Kunnen we spreken van een mediahype?
“Volgens mij wel. Je moet een ‘mediahype’ dan opvatten als nieuws waarbij op een gegeven moment de feitelijke berichtgeving in volume wordt ingehaald door alle commentaren, opinies en ‘nieuws over het nieuws’. Er is heel veel feitelijk nieuws, over werkelijke ziektegevallen en de zoektocht naar een medicijn, maar er is inmiddels – en in feite doen wij dat nu ook – ook heel veel commentaar op het nieuws. Als uiteindelijk het commentaar het wint van het harde nieuws, dan heb je een mediahype. En dat zie je in deze nieuwsgolf wel gebeuren.”
Hoe zouden journalisten hiermee om moeten gaan?
“Ik kan me wel voorstellen dat journalisten er veel aandacht aan besteden. Het is lastig om een goed evenwicht te vinden tussen voldoende aandacht en te veel aandacht. Veel journalisten zijn zich er ook wel van bewust dat ze bij de feiten moeten blijven om te voorkomen dat mensen in paniek raken en banger worden dan nodig is.”
“Over het algemeen vind ik dat journalisten moeten inzetten op onderzoeksjournalistiek. Dus op het achterhalen van feiten en niet op het leveren van commentaar. Er zijn verschillende journalisten die zich hier actief mee bezighouden. Wat ik bijvoorbeeld heel goed vind is dat een groot persagentschap zoals AFP uit Frankrijk een enorme afdeling heeft op gebied van factchecking in allerlei verschillende talen.”
Internationaal werken factcheckers samen om mis- en desinformatie over het #coronavirus te bestrijden. #CoronaVirusFacts https://t.co/NbCsktSm2P— Peter Burger (@JPeterBurger) January 28, 2020
Inmiddels hebben factcheckorganisaties uit dertig landen zich georganiseerd om misinformatie over het coronavirus te checken. Waarom is dat belangrijk?
“Het frustrerende is dat er ontzettend veel amateurvideo’s en -foto’s in omloop zijn. Een belangrijke barrière is vaak de taal. We hebben de talenten, kennis en middelen nodig van mensen wereldwijd om te achterhalen waar die berichten vandaan komen. Daarom hebben verschillende factcheckers gezegd: we moeten de handen ineen slaan. Ik maak deel uit van die groep. Via verschillende online kanalen staan we dagelijks met elkaar in contact.”
“Met die internationale groep factcheckers analyseren we allerlei beeldmateriaal dat in verband gebracht wordt met het coronavirus. Ik heb bijvoorbeeld een heel naar filmpje voorbij zien komen van iemand die bloed spuugt in het openbaar vervoer. Een Franse factchecker ontdekte dat dit filmpje weliswaar in China was opgenomen, maar dat was lang voor de corona-uitbraak. Het was een opname van iemand met een heel andere aandoening.”
Is hier ook een rol weggelegd voor de politiek? In Wuhan zijn mensen opgepakt voor het verspreiden van valse geruchten.
“Het lastige is dat er in China allerlei restricties bestaan op protesten tegen de overheid. Je vrijheid om berichten te verspreiden die niet kloppen is in Nederland behoorlijk groot. Liegen is niet verboden bij wet. Het wordt pas een probleem als het gaat om het verspreiden van berichten die wel schadelijk zijn, zoals het aanzetten tot geweld.”
“In dit geval hebben we te maken met een complexe situatie, want hoe schadelijk is die valse berichtgeving nu precies? Ik zie ontzettend veel berichten voorbijkomen over gezondheid die krankzinnig zijn, maar die waarschijnlijk niet veel kwaad kunnen omdat mensen er niet naar handelen. Denk maar aan populaire berichten waarin staat dat je beter citroensap kunt gebruiken dan chemotherapie. Ik heb nog nooit iemand horen zeggen ‘Ik stop met de chemotherapie en stap over op citroensap’, en toch blijven die berichten populair.”
“Mensen oppakken omdat ze geruchten verspreiden, lijkt me dus geen wenselijke maatregel. Ik denk dat we uiteindelijk meer van de grote bedrijven moeten verwachten, zoals Google, Facebook en Twitter. Die doen overigens al veel. Google geeft erkende factcheck-organisaties een voorrangspositie in de zoekresultaten en geeft met een factcheck-label aan welke claims zijn geverifieerd door onafhankelijke controleurs. Facebook neemt maatregelen tegen organisaties die bewust geruchten verspreiden om daar geld aan te verdienen. Maar het kan natuurlijk nog beter. Factcheckers over de hele wereld uitten onlangs nog hun ontzetting over het feit dat hun factchecks niet hoger in Googles ranglijst stonden, vooral gezien de hoeveelheid geruchten rond het coronavirus.”
Kunnen wij als burgers ook nog iets doen om nepnieuws tegen te gaan?
“Dat kun je zeker. Op Twitter kan iedereen een bijdrage leveren. Als je toevallig Chinees spreekt en je ziet iets voorbijkomen dat niet klopt, dan zou ik zeggen: neem wat extra moeite en zet je commentaar op Twitter, dan kan het weer andere mensen bereiken. En voor iedereen geldt natuurlijk, zoals altijd: als je een filmpje ziet waar je bang of boos van wordt, denk dan toch nog even tien tellen na voordat je het doorstuurt.”