Wetenschappers maken embryo-modellen voor onderzoek. Die kunnen niet uitgroeien tot een mens. Wat als de technologie ons inhaalt en ze dat straks wel kunnen?
Embryo-modellen lijken misschien niet op echte embryo’s, ze kunnen ook niet uitgroeien tot een mens, maar stel je voor dat ze dit in de toekomst wel kunnen. Wat doen we dan? Verdienen ze dan dezelfde bescherming als echte embryo’s?
Sommige mensen zullen beweren van wel: iets wat kan uitgroeien tot een mens kun je niet zomaar gebruiken voor wetenschappeljk onderzoek. Het draait in dit argument om het begrip potentialiteit. Dit betekent dat iets de mogelijkheid heeft om zich te ontwikkelen, bijvoorbeeld tot een mens.
Veel mensen vinden deze ‘potentie om mens te worden’ een belangrijke reden om embryo’s te zien als iets bijzonders, iets wat respect en bescherming verdient. Maar dit begrip roept ook vragen op: wie of wat bepaalt wanneer iets die potentie heeft?
Verschillende smaken
Laten we eerst eens kijken waar we het over hebben, want het gaat zeker niet over één ding als we het hebben over ‘een embryo-model’. Je hebt verschillende soorten embryo-modellen die variëren in complexiteit. Sommige modellen lijken helemaal niet op een echt embryo, andere komen meer in de buurt.
De meest geavanceerde embryo-modellen zijn blastoïden. Daarmee proberen wetenschappers een compleet embryo na te bootsen. Er zijn ook andere soorten embryo-modellen, zoals gastruloïden. Die bootsen slechts een deel van de embryonale ontwikkeling na, namelijk de gastrulatie, een periode in de vroege ontwikkeling van het embryo (14-28 dagen). Deze gastruloïden hebben geen hersenstam of ruggenmerg, ze kunnen dus nooit uitgroeien tot een mens.
Potentialiteit
Laten we het dilemma nu iets lastiger maken. Stel dat wetenschappers er inderdaad in slagen om een embryo-model te maken dat zó geavanceerd is dat het zou kunnen uitgroeien tot een mens. Die wetenschappers passen dat embryo-model vervolgens zodanig aan, dat het geen ruggenmerg of hersenstam ontwikkelt. Het kan dan dus niet meer uitgroeien tot een mens. Is het dan ook niet meer beschermwaardig?
Dat is maar de vraag. Want in principe zijn de wetenschappers dan in staat om een compleet embryo na te bootsen, maar ze kiezen ervoor om een bepaalde ontwikkeling te blokkeren. Je zou dus kunnen stellen dat zo’n embryo-model intrinsiek nog steeds de potentie heeft om een mens te worden, maar dat er inbreuk wordt gemaakt op deze potentie omdat wetenschappers het embryo-model bewust saboteren.
Je komt hier in een ingewikkelde discussie terecht over de vraag waar en wanneer potentialiteit begint. Zit het in de fysieke eigenschappen van een embryo? Zit het in de omstandigheden van een embryo? Zit het in de mogelijke fysieke eigenschappen van een embryo? Dit zijn lastige vragen waar geen eenduidig antwoord op bestaat; het is goed mogelijk dat je afhankelijk van de context voor een andere definitie kiest.
Denk mee
Wat vind jij? Is de potentie om uit te groeien tot een mens een relevant ethisch criterium? En wat versta je er dan precies onder? NEMO Kennislink organiseert later dit jaar een dialoog over de argumenten die in deze serie besproken worden. Wil je graag op de hoogte gebracht worden wanneer deze dialoog plaatsvindt, meld je dan aan via deze link.