De medische wereld is jarenlang gedomineerd door witte mannen. Voor hun wetenschappelijk onderzoek gebruikten zij vooral andere jonge, witte mannen. Het wordt steeds meer duidelijk dat dit nadelige gevolgen kan hebben voor elke patiënt die geen jonge, witte man is.
Onze kennis over ziekten en behandelingen begint bij medisch-wetenschappelijk onderzoek. Dat onderzoek is grondig, maar kent wel een grote beperking: het vindt vooral plaats bij mannen, en dan gewoonlijk ook nog jonge mannen uit de westerse wereld. Die focus op ‘de standaardpatiënt’ heeft gevolgen voor mensen die niet aan dat plaatje voldoen, vertelt huisarts en gezondheidsonderzoeker Janet Kist (Leids Universitair Medisch Centrum). Zij onderzocht in 2023 hoe het risico op hart- en vaatziekten samenvalt met socio-economische status en afkomst.
Zijn patiënten echt zo verschillend: een hartinfarct is toch een hartinfarct?
“In de onderzoekswereld waren het lange tijd vooral witte mannen die naar ziektes keken. Die hebben best wel oogkleppen opgehad voor hart- en vaatziekten bij vrouwen. We weten eigenlijk pas sinds kort dat hart- en vaatziekten bij vrouwen andere klachten geven, zoals moeheid, duizeligheid, kortademigheid en een onrustig gevoel. Decennialang hebben we tegen vrouwen gezegd: je hebt gewoon stress, het zijn hormonen, er is niks aan de hand. Ondertussen hebben die vrouwen schade aan het hart opgelopen, en zijn ze niet goed behandeld.”
“Bij mannen zorgt een ophoping van kalk er meestal voor dat iemand een hartaanval krijgt. Bij vrouwen soms ook, maar vaker dan bij mannen weten we bij vrouwen nog steeds minder goed wat er precies in de vaten gebeurt. Bij vrouwen knijpen de bloed vaten kortstondig samen en ontspannen daarna weer. Wat kunnen we daaraan doen? Dat weten we gewoon nog niet zo goed.”
Maar niet alleen tussen mannen en vrouwen zijn er grote verschillen?
“Als huisarts proberen we hart- en vaatziekten voor te zijn. Mensen waarvan je denkt: die hebben een hoger risico, die willen we bijtijds testen op risicofactoren. Daarvoor gebruiken we nu nog een en hetzelfde risicomodel. We kijken in Nederland heel rechtlijnig: we doen alsof iedere Nederlander een gemiddelde Nederlander is.”
“Uit de praktijk weten we allang dat er grote verschillen zijn. Op mijn spreekuur komen veel Hindoestaans-Surinaamse Nederlanders. Als een Hindoestaan belt tijdens de dienst en zegt: “Ik heb pijn op de borst en ik ben een beetje zweterig”, dan sturen we gelijk een ambulance, ook al is die pas veertig. Dat kan het een hartaanval zijn, terwijl dat bij iemand van westerse komaf veel minder waarschijnlijk is.”
Dat hebben jullie nu ook onderbouwd?
“We hebben in de groep gezonde Nederlanders gekeken: hoe presteert het Nederlandse model dat gebruikt wordt om het risico op hart- en vaatziekten te voorspellen? Dan blijkt dat de Hindoestaans-Surinaamse Nederlanders een twee tot tweeënhalf zo groot risico hebben als voorspeld. Je zou daarom bij die groep jonger moeten beginnen met screenen en ze dus ook in een andere risicogroep indelen en eerder moeten behandelen.”
Hoe kan dat risico zoveel groter zijn?
“Die bevolkingsgroep komt oorspronkelijk uit een deel van India waar mensen heel arm waren. Er bestaat wel de gedachte dat de natuur mensen heeft geselecteerd die daar goed mee konden omgaan. Het lichaam moest al het voedsel dat binnenkwam gelijk opslaan. Die eigenschap is nu juist een nadeel.
Een andere theorie is: Hindoestanen zijn wat fijner gebouwd dan autochtone Nederlanders. Ook hun vaatjes zijn wat nauwer en kunnen sneller dicht gaan zitten. Daardoor is de kans op hart- en vaatziekten groter. Maar allebei die theorieën zijn nog niet goed genoeg onderzocht.”
“Ook voor de behandeling kunnen die verschillen effect hebben. Recent bleek uit onderzoek dat cholesterolremmers, statines, iets minder goed werken onder mensen van Zuid-Aziatische afkomst dan bij de Europese bevolking. Maar ook dat moet nog veel verder uitgeplozen worden.”