Door autistische muizen op een speciaal dieet te zetten, verbetert hun gedrag. Dat komt doordat er een belangrijke interactie is tussen de hersenen en de darmen. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Caroline de Theije. Zij promoveerde vorige week aan de Universiteit Utrecht.
Een deel van de kinderen met autisme heeft ook last van darmklachten zoals buikpijn, verstopping of diarree. “Om hoeveel patiënten het precies gaat, is moeilijk te zeggen”, vertelt farmacologe Caroline de Theije. “In de literatuur lopen de schattingen uiteen van 20 tot 70 procent. 29 procent van de kinderen die met verstoppingsklachten op de poeppoli van het Emma Kinderziekenhuis in Amsterdam komt, heeft ook symptomen van autisme.” Er lijkt dus wel degelijk een verband te bestaan tussen autisme en darmklachten. De Theije deed hier tijdens haar promotie aan de Universiteit Utrecht onderzoek naar.
Serotonine
Zij behandelde moedermuizen met een medicijn tegen epilepsie. Daarvan is bekend dat het de kans op het krijgen van een autistisch kindje vergroot. Niet alleen bij muizen, maar ook bij mensen. “Ons onderzoeksmodel is dus gebaseerd op de humane situatie. Na het toedienen van een anti-epilepticum vertonen alle mannelijke nakomelingen sociaal verlaagd gedrag. Ze hebben bijvoorbeeld minder interesse in andere muizen en vertonen meer angstgedrag dan hun soortgenoten”, aldus de Theije.
De farmacologe ontdekte dat in het brein van de autistische muizen een lagere concentratie van de signaalstof serotonine aanwezig is dan normaal. Serotonine is van belang voor het ontwikkelen van de hersenen, maar ook voor een goede werking van het immuunsysteem, met name in de darm. In de darm van de autistische muizen heerst ook een tekort aan serotonine. Daardoor ontstaat een soort darmontsteking die leidt tot schade. Een afwijking aan het serotonerge systeem zorgt bij autistische muizen dus zowel voor veranderingen in gedrag als voor darmklachten.
Andere darmbacteriën
Door de verstoring in de darmen hebben autistische muizen ook andere bacteriën in hun darmen dan gezonde muizen. Wat de betekenis daarvan is, weet de Theije nog niet. “Het kan een puur secundair effect zijn, maar er zijn ook wel aanwijzingen dat de samenstelling van het microbioom effect kan hebben op de hersenen en zo het gedrag kan veranderen. De samenstelling van het microbioom kan dus bijdragen aan het afwijkende gedrag.”
In haar proefschrift beschrijft De Theije ze hoe dit zou kunnen werken. Autistische muizen hebben een verhoogde concentratie butyraat in de blinde darm. Die stof komt vrij bij de fermentatie van vezels door darmbacteriën, maar is schadelijk voor het centrale zenuwstelsel wanneer het via de bloedbaan in de hersenen terecht komt.
Voedselallergie
Door autisme treden er dus veranderingen op in de darmen die kunnen leiden tot klachten. Maar hoe zit dat andersom? Kunnen afwijkingen in de darmen ook zorgen voor veranderingen in gedrag? Ook dat heeft de Theije onderzocht. “Sommige ouders geven hun autistische kinderen een glutenvrij of koemelkvrij dieet en merken dan duidelijke verbeteringen in het gedrag. Zo ben ik op het idee gekomen om het effect van een voedselallergie op het breinproces te onderzoeken”, vertelt ze.
Zij diende allergische muizen koemelkeiwit toe en zag een verlaagde concentratie van de signaalstof dopamine in de prefrontale cortex, een hersengebied vooraan in het brein dat een belangrijke rol speelt bij sociaal gedrag. Allergische muizen die toch koemelkeiwit kregen, gedroegen zich minder sociaal dan gezonde muizen. De samenstelling van het voedsel kan dus invloed hebben op gedrag.
Speciaal dieet
Die conclusie bracht de Theije op het idee om autistische muizen op een speciaal samengesteld dieet te zetten. “Het dieet bestaat uit verschillende componenten waarvan prebiotische vezels en omega 3 vetzuren de belangrijkste zijn. Deze componenten zorgen voor een betere signaaloverdracht tussen zenuwcellen en ze remmen het immuunsysteem. Die combinatie zorgt ervoor dat het gedrag van autistische muizen verbetert. Er was ook geen verstoring meer zichtbaar in het serotonerge systeem.”
Volgens de Theije heeft het geen zin om alle autistische kinderen direct op een speciaal dieet te zetten. “We moeten voorzichtig zijn met het vertalen van deze resultaten, want een muis is geen mens. Dit onderzoek benadrukt het belang van de communicatie tussen darm en brein en opent een nieuwe weg voor verder onderzoek naar de mogelijkheid om met een speciaal dieet breinontwikkeling te ondersteunen.”