Wetenschap en geloof lijken geen gelukkige combinatie, maar de Vaticaanse Sterrenwacht bewijst het tegendeel. Vergeleken met universiteiten lijkt het pauselijke observatorium zelfs een oase van ongehinderd onderzoek.
Een vrij lelijk gebouwtje met een opvallende koepel. Het observatorium op Mount Graham in de Amerikaanse staat Arizona ziet eruit als de meeste sterrenkundige observatoria. Toch is er één ding dat deze ogenschijnlijk doorsnee telescoop uniek maakt: hij wordt beheerd door niemand minder dan de paus.
Dit is namelijk de Vatican Advanced Technology Telescope, ook wel bekend als de Pope Scope. Deze telescoop is eigendom van de Vaticaanse Sterrenwacht, een van de oudste astronomische instituten ter wereld. De pauselijke sterrenwacht heeft zijn hoofdkwartier in Castel Gandolfo, een stadje ten zuidoosten van Rome. Maar omdat je sterren nu eenmaal beter kunt zien als het om je heen overal donker is, gebruiken de Vaticanen sinds 1993 ook een telescoop in Arizona.
‘Vaticaans’ en ‘sterrenwacht’ klinkt misschien als een ongelukkige combinatie. Was het niet juist de Rooms-Katholieke Kerk die sterrenkundige vooruitgang eeuwenlang blokkeerde? Die steeds maar volhield dat de zon rond de aarde draait? Die Galileo Galilei veroordeelde toen hij het tegendeel beweerde? Bovendien staat in de Bijbel dat de aarde in een week is geschapen, en dat het heelal slechts zesduizend jaar oud is. Hoe valt dat te rijmen met sterrenkundige ideeën als de oerknaltheorie?
De astronomen van de Vaticaanse Sterrenwacht nemen de Bijbel echter lang niet zo letterlijk als veel mensen denken. Met hun onderzoek willen ze juist laten zien dat geloof en wetenschap prima samen kunnen gaan.
Toch is het niet zozeer het religieuze aspect waarmee het Vaticaanse onderzoek zich onderscheidt van universitair onderzoek. Volgens binnen- en buitenstaanders heeft de pauselijke sterrenwacht vooral waarde doordat de onderzoekers niet kampen met allerlei vormen van druk die wetenschappers aan een universiteit wel ervaren.
Atlas van sterren
De geschiedenis van de Vaticaanse Sterrenwacht gaat terug tot 1582, een jaar dat tien dagen korter duurde dan normaal. Dat was geen toeval: in 1582 stapte men over van de Juliaanse kalender, ingevoerd door Julius Caesar, op de Gregoriaanse kalender, de kalender die we vandaag de dag nog altijd gebruiken. De Juliaanse kalender liep destijds steeds meer uit de pas met de beweging van de aarde rond de zon, waardoor heilige dagen, zoals Pasen, steeds verder opschoven. Om de nieuwe kalender zo goed mogelijk af te stemmen op de seizoenen, riep paus Gregorius XIII de hulp in van een comité van jezuïeten met verstand van astronomie.
De huidige Vaticaanse Sterrenwacht in Castel Gandolfo is in 1930 in het leven geroepen. In die tijd waren de Vaticaanse astronomen betrokken bij vooraanstaand onderzoek. Zo werkten ze tussen 1895 en 1922 met allerlei instituten wereldwijd aan de Carte du Ciel, de eerste fotografische atlas van alle sterren die wereldwijd aan de hemel zijn te zien.
Geen publicatiedruk
In de loop van de twintigste eeuw werd de Vaticaanse Sterrenwacht echter voorbijgestreefd door universiteiten. Hoewel Vaticaanstad van alle landen nog altijd de meeste astronomen heeft per hoofd van de bevolking, heeft de sterrenwacht tegenwoordig te weinig mensen en middelen om echt baanbrekend onderzoek te verrichten.
“Honderd jaar geleden waren ze een stuk belangrijker dan nu”, stelt astronoom Heino Falcke van de Radboud Universiteit Nijmegen. “Nu heeft elke universiteit met een sterrenkundeafdeling meer sterrenkundigen dan het hele Vaticaan. Dat maakt het moeilijk voor ze om echt hun stempel op de wetenschap te drukken.” Falcke is een van de leiders van de groep die in 2019 de iconische eerste foto van een zwart gat onthulde. Ook staat hij erom bekend astronomie en geloof te combineren: in zijn vrije tijd is hij predikant in een protestantse kerk.
Volgens Falcke heeft de Vaticaanse Sterrenwacht wel één voordeel ten opzichte van universiteiten: publicaties zijn niet heilig. “Het is daar niet: publish or perish”, zegt hij. “Ze staan niet onder druk om elk jaar een aantal publicaties uit te brengen of fondsen binnen te halen. Ze hebben daar echt een rustig leven. Het zijn gewoon monniken.”
Heldere sterren
Een van die sterrenkundemonniken is Gabriele Gionti. Na universitaire opleidingen in natuurkunde, filosofie en theologie verricht hij sinds 2010 theoretisch onderzoek aan de Vaticaanse Sterrenwacht. Ook hij denkt dat zijn instituut zich van universiteiten onderscheidt door de vrijheid van onderzoek en de langetermijnvisie. “Aan de universiteit richt je je vooral op je eigen carrière. Bij de Vaticaanse Sterrenwacht ligt de focus meer op het onderzoek”, zegt hij. “Je kunt onafhankelijk onderzoek verrichten zonder je druk te maken om het verkrijgen van subsidie. Daardoor heb je de vrijheid om te werken aan projecten die anderen links laten liggen, omdat ze op korte termijn weinig opleveren.”
Dat langetermijnonderzoek vindt plaats op allerlei vlakken, van de herkomst van meteorieten tot de zoektocht naar onbekende deeltjes in andere sterrenstelsels. “In het verleden werkten alle onderzoekers van de Vaticaanse Sterrenwacht aan hetzelfde project”, zegt Gionti. “Nu werken we samen met universitaire groepen aan verschillende projecten.”
Zo hebben Vaticaanse astronomen samen met academici van het Duitse Leibniz-Institut für Astrophysik in Potsdam de afgelopen jaren meer dan duizend heldere sterren in kaart gebracht waar mogelijk planeten omheen draaien. De Oostenrijkse sterrenkundige Klaus Strassmeier leidde het onderzoek, en had daarvoor ook al meermaals met de ‘holy guys’ uit het Vaticaan samengewerkt. Hij beaamt dat de druk daar een stuk minder groot is dan aan de universiteit. “Alles gaat er zeker wat meer relaxed”, zegt hij. Verloopt zo’n gezamenlijk onderzoek verder nog anders dan wanneer je met een universitaire groep samenwerkt? “Ze zijn gemiddeld wat ouder dan universitair sterrenkundigen. En er gaat geen maaltijd voorbij zonder een gebed. Maar verder is er eigenlijk geen verschil”, vindt Strassmeier.
Geen algemeen gevecht
Het onderzoek van de Vaticaanse Sterrenwacht dient een hoger doel. En dat is niet, zoals veel mensen denken, bewijzen dat het klopt wat er in de Bijbel staat. Dat wordt op de website van de sterrenwacht veelvuldig weersproken, onder meer met oneliners als: ‘De Bijbel vertelt ons wie het Universum maakte, wetenschap vertelt ons hoe Hij dat deed.’ De Bijbel is geen wetenschappelijk studieboek, stellen ze, en dus moet je de uitspraken en getallen over het heelal die erin staan, ook zeker niet letterlijk interpreteren.
Wat wil de Vaticaanse Sterrenwacht dan wel? Het instituut ziet zichzelf als een brug die rooms-katholieken laat kennismaken met wetenschap en wetenschappers met de Rooms-Katholieke Kerk. “We willen aan de wereld laten zien dat de Kerk niet tegen wetenschap is. Het is mogelijk om tegelijkertijd wetenschapper en gelovige te zijn”, zegt Gionti.
In de uitleg op de site komt één naam opvallend vaak voorbij: Galileo Galilei. Deze beroemde wetenschapper mocht in de zeventiende eeuw van de Kerk niet openbaar verkondigen dat de aarde rond de zon draait. Na het uitbrengen van een boek waarin hij dit toch deed, en waarin hij bovendien de paus belachelijk maakte, werd Galilei op 69-jarige leeftijd door de Kerk veroordeeld tot levenslang huisarrest.
“Sinds de veroordeling van Galilei denken veel mensen dat de Kerk tegen wetenschap is”, zegt Gionti. Dit is echter een wat te versimpeld beeld van de werkelijkheid, stelt ook Falcke. “Er is zeker een gevecht geweest tussen een instantie, de paus, en een wetenschapper, Galilei. Maar er was geen algemeen gevecht tussen geloof en wetenschap”, zegt hij. “Galilei werd bijvoorbeeld door een andere bisschop juist gesteund. En de jezuïeten hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de wetenschap, voor en na Galilei.”
Gescheiden werelden
De Vaticaanse Sterrenwacht is tegenwoordig voor katholieke begrippen behoorlijk vooruitstrevend. Een mooi voorbeeld is het onderzoek van directeur Guy Consolmagno. Hij bestudeert onder meer de mogelijkheid van buitenaards leven – iets dat toch flink tegen het traditionele scheppingsverhaal ingaat. Falcke: “Ik citeer vaak een vraag uit zijn boek: zou je een alien dopen? Zijn antwoord is: als ze erom vraagt, natuurlijk. Op dit soort manieren brengt Consolmagno met zijn collega’s wetenschap onder de aandacht in het Vaticaan. Ze durven over dingen te praten die in die gemeenschap controversieel kunnen zijn.”
Toch kun je als advocaat van de duivel altijd tegenwerpen dat het Vaticaan stiekem hoopt met de sterrenwacht het bestaan van God te bewijzen. Maar volgens Gionti zijn geloof en wetenschap volledig gescheiden werelden. “Veel gelovige mensen denken dat de oerknaltheorie een bevestiging is van het scheppingsverhaal. Maar wetenschappelijke theorieën en theologische ideeën bevinden zich op volstrekt andere niveaus. Een wetenschappelijke theorie kan vandaag geldig zijn, maar in de toekomst worden verworpen. Als je zegt dat God de wereld met de oerknal creëerde, en er wordt later een pre-oerknaltheorie ontwikkeld, dan creëerde God dus niet deze pre-oerknal en is Hij niet de schepper van alles. Dat is een volstrekt verkeerde manier van redeneren.”
Met andere woorden: wat wetenschappers ook zullen ontdekken, het geloof zal daar los van staan, stelt Gionti. Voor sommigen zal dat klinken als een makkelijke uitweg: je hoeft dan nooit bang te zijn dat een bepaalde ontdekking je geloof doet wankelen. Maar deze benadering zorgt er wel voor dat de Vaticaanse astronomen onbevooroordeeld onderzoek kunnen doen dat op dezelfde theorieën rust als universitair onderzoek.
Pauselijke pr-machine
De Vaticaanse Sterrenwacht was tot honderd jaar geleden een bepalend instituut in de wereldwijde astronomie. Hoewel het onderzoek nog steeds gedegen is en af en toe een mooi resultaat oplevert, valt het instituut tegenwoordig vooral op door zijn vooruitstrevende houding. Het voornaamste doel lijkt nu om de barsten te lijmen die in de afgelopen eeuwen in de relatie tussen kerk en wetenschap zijn ontstaan.
Toch is het instituut meer dan een onderdeeltje van de pauselijke pr-machine. Het kan andere astronomen inspireren om ondanks de vraag naar snel rendement het langetermijnonderzoek niet te verwaarlozen. Het in kaart brengen van het onmetelijke heelal is nu eenmaal werk dat veel geduld en tijd vereist en lang niet altijd iets oplevert. Astronomie is monnikenwerk, en wie kunnen nou beter laten zien hoe dat moet dan een paar echte monniken?