Op het Max Planck Instituut vond een symposium plaats onder de titel “Towards a neuroscience of mutual understanding”. Neurowetenschappers, filosofen, taalkundigen en gedragswetenschappers hielden lezingen en gingen met elkaar in gesprek. Gelukkig kwam niemand in de verleiding de inkopper te maken “dat er heel wat mutual understanding bereikt was die dag”, want het is natuurlijk veel chiquer om zo’n conclusie aan de zaal over te laten.
En die zaal, waar ik ook in zat, had alle reden om positief te zijn. Op dit soort dagen staat mij altijd helder voor de geest waar de toekomst van wetenschappelijk onderzoek ligt: in een aanpak die vertrekt vanuit een bepaald probleem en er dan de juiste expertise bij zoekt, ongeacht uit welke hoek die komt, in plaats van te vertrekken vanuit een bepaald vakgebied of methode. Hoe kan het dat mensen elkaar begrijpen als ze tegenover elkaar staan en een beetje verbale en non-verbale communicatie uitwisselen?
Probleem aanpakken
Voor het bij de horens vatten van zo’n soort probleem heb je niet alleen onderzoekers nodig met verstand van taal, maar ook onderzoekers met verstand van het brein. Daarnaast wordt zo’n probleem nooit voor het eerst onderzocht, dus er is een rol voor filosofen en literatuuronderzoekers. Het probleem is ingebed in een sociale context, waar gedragswetenschappers hun licht over moeten laten schijnen. Precies zo was er die dag gedacht bij het uitnodigen van de sprekers, niet: “welk vak gaan we hier bedrijven?”, maar: “welk probleem gaan we aanpakken?”
Prestigeproject
Neurowetenschapper Arjen Stolk, een van de sprekers, stelde het probleem scherp met een prachtig voorbeeld. De Japanse firma Honda werkt aan een tot de verbeelding sprekend prestigeproject: de humanoïde robot Asimo.
http://youtu.be/GzS1b8ebtgE
Niet lang geleden was Asimo op een bijeenkomst in Tokyo bereid tot het beantwoorden van enkele vragen uit het publiek. Hij (of zij?) wilde het woord geven aan de eerste die zijn hand op stak, maar raakte in de war. Verschillende aanwezigen wilden het moment namelijk vastleggen op de gevoelige plaat en brachten hun mobiele telefoon in de aanslag. De arme Asimo was hier niet op berekend: hij bleek geen onderscheid te kunnen maken tussen iemand die zijn hand opsteekt om een vraag te stellen en iemand die zijn hand omhoog brengt met een telefoon erin om een foto te maken.
Kloof
De vraag die in Nijmegen op tafel kwam te liggen is hoe deze kloof ooit kan worden gedicht. Voor de volgende keer dat hij vragen moet beantwoorden, kun je Asimo wel leren dat hij een hand met een telefoon of fototoestel erin moet negeren, maar het probleem ligt dieper. Hoe kan hij ooit leren om de werkelijke intenties achter gedrag te doorgronden? Hij moet alleen iemand de beurt geven die zijn hand opsteekt met de intentie een vraag te stellen. Maar wat als iemand naar hem zwaait? Of als iemand achter zijn oor krabt? Je kunt hem onmogelijk voorbereiden op een oneindig aantal uitzonderingen.
Regeltjes
Tijdens de discussie vielen de meningen grofweg uiteen in twee categorieën: sommige onderzoekers vinden dat mensen heel anders zijn dan Asimo. Mensen doorzien de intenties achter handelingen en daarom hoeven ze niet op elke uitzondering te zijn voorbereid om toch het juiste te doen. Je kunt Asimo wel blijven verbeteren door hem nieuwe regeltjes te leren, maar hij zal het nooit écht begrijpen. Anderen vinden dat mensen in essentie juist wel sterk op Asimo lijken: ze hebben in de loop van hun leven heel veel training gehad en weten zich daarom vaak zo te gedragen als van ze wordt verwacht.
Cricket
Ik moet denken aan de keer dat een paar maten van het college mij meesleepten naar de cricketvelden. In het theehuisje, onder toeziend oog van alle gentleman-teams sinds 1893, kreeg ik ’s ochtends een spoedcursus in de regels van het spel. Ze legden alles beeldend uit, bats, runs, innings, overs. Ik herhaalde de informatie stukje bij beetje en maakte zelfs een paar aantekeningen.
Modderfiguur
Maar toen er in de middag het veld opgegaan werd, sloeg ik natuurlijk een modderfiguur. Aan iedere beweging was mijn onkunde af te lezen, en uit iedere blik bleek mijn stugge begrip van het spel. Niet dat ik er helemaal niets van begreep, sterker nog: door hun goede uitleg wist ik vrij precies wat er om me heen gebeurde. Maar het leren van een spel via een rijtje regels is nu eenmaal niet hetzelfde als er gaandeweg vertrouwd mee raken door het te beoefenen. De meeste van de jongens op het veld speelden al cricket sinds boarding school en het zou me niet verbazen als ze veel van de regels helemaal nooit uitgelegd hadden gekregen in expliciete vorm, zoals ik die ochtend. Dat verklaart ook waarom ik meerdere keren op mijn vragen te horen kreeg: “wacht even, hoe doe ik dat eigenlijk…”, voordat het antwoord volgde.
Passend gedrag
Je kunt je afvragen in hoeverre mensen echt de intenties achter handelingen van anderen doorgronden. Vaak kom je een heel eind, maar dat is lang niet altijd zo. In de praktijk maakt dat ook niet zoveel uit: zolang je maar min of meer het passende gedrag vertoont, gaat de interactie gewoon verder. Daarbij komt dat je je eigen intenties en beweegredenen zelf ook niet altijd helemaal helder hebt. Hoe vaak moet je niet, zoals mijn cricketmaten, je eigen gedrag achteraf interpreteren, ongeveer zoals je ook dat van anderen probeert te doorgronden?
Misverstand
Asimo wist dat ook maar al te goed en gebruikte die kennis om het misverstand op prachtige wijze weg te poetsen. Omdat er geen (verstaanbare) vraag kwam toen hij de beurt gaf aan iemand die alleen maar een foto wilde nemen, viel hij gewoon terug op een standaard-vraag uit zijn repertoire. Hij liep een paar passen opzij en richtte zich tot het publiek: “De vraag was dus hoe hard Asimo precies kan rennen”. Daarop kon hij natuurlijk prima antwoord geven. Achter in de zaal had men waarschijnlijk niet eens gemerkt dat er helemaal geen vraag gesteld was. Zo hebben de toeschouwers bij het cricket waarschijnlijk ook niet eens gemerkt dat ik… Nou ja, dat betwijfel ik.
_Anna Tuenter schreef eerder over dit onderzoek