De metingen vanaf het onderzoeksschip de Pelagia gaan gesmeerd. De wetenschappers hebben hun ritme aan boord gevonden: meten, slapen, eten. En zelfs de zee houdt zich rustig. Nu is het moment gekomen om de instrumenten die een jaar lang metingen hebben gedaan in de diepe donkere zee, weer boven te halen. Maar lukt het om ze weer terug te vinden, en hebben ze het al die tijd gedaan?
De sfeer aan boord is goed. Elke vier uur wisselen de teams elkaar af. Er is ruimte voor grappen, we zien een mooie zonsondergang en een groep grienden komt even nieuwsgierig kijken wat we aan het doen zijn.
Expeditieleider Dick van Oevelen wrijft in zijn handen. Hij heeft er duidelijk zin in. Vandaag is het tijd de instrumenten die hij een jaar geleden plaatste op te halen. Het is de een na laatste dag. Morgen beginnen we aan de terugtocht. Van Oevelen wachtte zo lang mogelijk met het binnenhalen van de instrumenten: zo kunnen we de data die we tijdens deze expeditie verzamelen vergelijken met de metingen van het afgelopen jaar.
Tsjilpen
Hoe komen de instrumenten weer boven? Matroos Norberto gooit een kabel met daaraan een soort pieper overboord. “Moet je goed luisteren!” En inderdaad, een zacht tjsilpend geluid. Zo geeft hij een seintje naar het anker op de bodem waar een lange lijn aan vastzit met meetapparatuur. Zodra het signaal gegeven wordt, laat het anker los. Iedereen haast zich naar de brug om te kijken of de grote boei waaraan de apparatuur hangt bovenkomt.
De minuten verstrijken en er worden zenuwachtige grapjes gemaakt. De boei stijgt met 60 meter per minuut, dus met een diepte van honderden meters duurt het wel even voor het baken bovenkomt. Ondertussen vertelt kapitein John spannende verhalen over keren dat het mis ging en de dure meetapparatuur vol waardevolle data – waar de wetenschappers zo reikhalzend naar hadden uitgekeken – verloren ging. Het wordt steeds stiller op de brug. Maar dan steekt een oranje stipje boven het wateroppervlak uit. Daar! Iedereen juicht en de kapitein zet koers.
Voorzichtig wordt de boei binnengehaald, en een voor een komen de instrumenten aan boord. Op het eerste gezicht ziet het er volgens Van Oevelen goed uit. De sedimentval, een apparaat dat materiaal verzamelt van wat er aan voedsel naar beneden komt dwarrelen, heeft geroteerd. Elke maand is er een nieuw potje voor de grote koker geschoven zodat hopelijk goed duidelijk wordt wat de invloed van de seizoenen is op de voedselrijkdom. Het lampje op het apparaat dat meet hoeveel fytoplankton er in het water rondzweeft knippert nog: een goed teken. Iedereen is opgetogen.
De biologen op het schip buigen zich meteen over de enorme oranje boei. In dat ene jaartje diep in de zee is de gladde boei overwoekerd door leven, zoals een soort dikke vleeskleurige pukkel (later geïdentificeerd als anemoon), een prachtig miniatuurboompje, kleine roze slakjes en zelfs een zakpijp. Ecologen Evert de Froe en Anna van der Kaaden peuteren alle diertjes los en bergen ze op in zakjes in de vriezer. Precies op tijd voordat matroos Peter alles met de hoge drukspuit schoonspuit.
Microscoop
De naar boven gehaalde instrumenten worden pas later uitgelezen. Het materiaal, alle vele monsters, keurig ingevroren of op sterk water gezet, wordt pas bij terugkomst in Nederland onderzocht. Een proces dat vele maanden, misschien wel jaren in beslag kan nemen. Omdat ik toch heel nieuwsgierig ben naar wat er allemaal is bovengehaald, mag ik van de lachende wetenschappers best een kijkje proberen te nemen door de microscoop. Meteen wordt duidelijk waarom het slimmer is om de data pas aan land te verwerken: door een microscoop turen op een deinend schip is niet te doen.