Na talloze lessen rekenen en wiskunde, blijven sommigen het gevoel houden dat ze niets met cijfers hebben. Echte alfa’s. Is het waar: zijn alfa's echt niet goed met cijfers?
Je wordt geen alfa omdat je een wiskundeknobbel mist, die bestaat niet. Net zomin als de talenknobbel waar de alfa mee geboren zou worden. En echt waar, met de juiste ondersteuning is het zelfs mogelijk om op latere leeftijd nog een stuk beter te worden met cijfers.
Of het je lukt om tijdens je schoolloopbaan goed te worden in rekenen en wiskunde, ligt zowel aan je aanleg, als aan het onderwijs dat je krijgt, zo legt Dietsje Jolles, hoofddocent onderwijswetenschappen aan de Universiteit Leiden uit. “Reken- en wiskundevaardigheden komen niet vanzelf. Als het niet wordt aangeleerd, kan niemand rekenen. Dit komt omdat ons brein niet is geëvolueerd om te rekenen zoals wij nu doen. Er bestaat in de hersenen dus ook niet zoiets als een wiskundeknobbel. ”
Verkeerd geleerd
“Evolutionaire aanleg kan wel invloed hebben op vaardigheden die belangrijk zijn om op school te leren rekenen, denk bijvoorbeeld aan het inschatten van hoeveelheden. Ook meer algemene vaardigheden, zoals het werkgeheugen, zijn van belang. Lukt het je om tijdens het maken van een som, de uitkomsten van tussenstappen eventjes te onthouden? Dat doe je met je werkgeheugen. We weten dat een minder goed werkend werkgeheugen invloed kan hebben op de rekenprestaties.”
Het werkgeheugen is maar een van de redenen dat mensen moeite kunnen hebben met rekenen vervolgt Jolles. “Bij veel kinderen die slecht rekenen, zien we dat ze juist moeite hebben met het snel herkennen en gebruiken van getalsymbolen. Symbolen moet je per definitie krijgen aangeleerd. En als dit niet goed is aangeleerd, of een kind blijft hier moeite mee houden, dan blijft dat de hele schoolloopbaan een probleem bij rekenen en wiskunde.”
Rekenangst
Wat op school niet meehelpt is dat rekenen vaak een selectievak is en geen inclusievak, zo vertelt Vincent Jonker, onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. “Je krijgt steeds rapportcijfers voor rekenen en wiskunde, en als je daar minder goed in bent, dan kunnen die cijfers steeds onder de vijf eindigen, onvoldoende. Je mag op een gegeven moment misschien zelfs niet de vervolgopleiding doen die je wilt. Reken maar dat je daar zenuwachtig van wordt. Mensen slaan dan helemaal dicht, ze gaan geloven dat ze niet kunnen rekenen. Zogenaamde rekenangst heeft grote invloed op het vaardighedenniveau.”
Terwijl slecht zijn in rekenen op school, niet betekent dat mensen niets kunnen met cijfers. “Op bijvoorbeeld het mbo zien we geregeld studenten die ergens in hun schoolloopbaan bij rekenen zijn afgehaakt. Dit gebeurt vaak als ze de lessen niet kunnen bijhouden,” zo vertelt onderzoeker en ontwerper van reken- en wiskundeonderwijs Monica Wijers van de Universiteit Utrecht. “Ze leren op school bijvoorbeeld eerst op de ene manier optellen, vervolgens op een andere meer abstracte manier en dan nog wat abstracter. Die laatste stap lukt dan niet en daardoor denken sommige studenten dat ze niet kunnen optellen. Tegelijkertijd kunnen deze studenten vaak prima uitrekenen hoeveel ze exact verdienen met hun bijbaan.”
Veel mensen die zeggen ‘niet te kunnen rekenen’, kunnen dus meer dan ze zelf denken, aldus Weijers. “Veel van deze mensen kunnen prima uitrekenen hoe laat ze van huis moeten om ergens op tijd te komen, hoeveel geld ze te besteden hebben en of die ene bank wel in de kamer past. Je hoeft dus als volwassene niet bij nul te beginnen.”
Lenige hersenen
Leren kun je als volwassene nog steeds, en dat geldt dus ook voor reken- en wiskundevaardigheden. Het brein is immers plastisch, aldus Dietsje Jolles. “De plasticiteit neemt wel iets af met de leeftijd, maar het vermogen om te leren verdwijnt niet.”
Als je als volwassene beter wilt worden met rekenen of wiskunde, dan is het alleen niet handig om precies hetzelfde te doen als je op school deed, waardoor je het idee kreeg dat je niets met cijfers kan. “Het is als volwassene belangrijk om te kijken waar de vaardigheden voor nodig zijn, dus niet zomaar sommetjes maken”, aldus Jonker.
“Een verpleegkundige moet bijvoorbeeld zeker weten dat die de juiste hoeveelheid insuline spuit en dit goed krijgen aangeleerd. Bij de opleiding social work ben ik betrokken bij een project waarin studenten rekenvaardigheden nodig hebben om cliënten met schulden goed te ondersteunen. Studenten begrijpen waarom dit belangrijk is. Als je mensen in de context die voor hen belangrijk is aan de slag laat gaan met rekenen, dan zie je dat ze niet alleen de rekenvaardigheid die nodig is voor hun werk leren, maar ook dat de houding verandert. Iemand durft er zijn tanden in te zetten in plaats van gelijk te roepen: ik ben een alfa, ik kan dit niet!”
Wijers is ervan overtuigd dat houding vaak een grotere rol speelt dan cognitie bij rekenen. “Ik ben optimistisch dat mensen die rekenen of wiskunde ergens voor nodig hebben, die gemotiveerd zijn en een plek hebben waar ze hun vragen kunnen stellen, echt veel verder kunnen komen dan ze zelf vaak denken.”