Naar de content

'Alle wetenschappen zijn nodig om het virus in te dammen'

Interview Kenny Meesters over informatievoorziening coronavirus

Een menigte mensen die door een straat in Amsterdam loopt.
Een menigte mensen die door een straat in Amsterdam loopt.
Dimhou voor Pixabay

Normaal werkt Kenny Meesters ver van huis. Hij bestudeert hoe informatie wordt gedeeld na rampen, zoals aardbevingen. Nu is de coronacrisis overal. Een interview over hoe je gedrag verandert, technologie slim gebruikt en foodtrucks.

8 mei 2020
Coronadenktank

Dit is de tweede aflevering van de reeks ‘’. We spreken experts uit verschillende wetenschappelijke disciplines over de coronacrisis. Elk interview eindigt met een vraag aan iemand uit een totaal andere discipline. Deze gesprekken vormen een eerste aanzet voor de multidisciplinaire coronadenktank die NEMO Kennislink momenteel organiseert. Ga naar de denktank.

“Ik sta bij een ramp nooit met mijn handen in mijn zakken”, zei Kenny Meesters drie jaar geleden tegen NEMO Kennislink. Hij noemde toen zijn werk na de aardbeving van 2015 in Nepal als voorbeeld. Hij onderzocht daar de informatievoorziening door de internationale hulpverlening. Hij onderzocht niet alleen, maar bracht ook de bevolking die waardevolle informatie had in contact met hulpverleners. Zoals een schooldirecteur die een gedetailleerde kaart van de omgeving maakte.

Het werkveld van Meesters is normaal ver weg, maar sinds kort ook dichtbij. Nu wordt de hele wereld getroffen door de coronacrisis en dus ook Nederland, het land waar hij woont en werkt bij de TU Delft en Universiteit van Tilburg. Met zijn kennis en ervaring helpt Meesters nu ook, als onderzoeker en als lid van het landelijk operationeel team. Dat team zorgt ervoor dat er tussen en met de 25 veiligheidsregio’s wordt gecoördineerd. Daaronder vallen onder meer de brandweer en ambulances.

Bij rampen is medische hulp en kennis onmisbaar, zo blijkt nu ook weer tijdens de coronacrisis. “Maar ook andere vakgebieden zijn belangrijk. Je kunt wat we nu meemaken zien als een wielerwedstrijd. Het RIVM met hun kennis van epidemiologie en virologie is de kopman. Zij weten hoe het virus zich ontwikkelt. Andere vakgebieden moeten hen aanvullen en ondersteunen, zodat het virus wordt ingedamd. Dat kunnen ze niet alleen. Alle wetenschapsvelden zijn nodig.”

Jij hebt veel rampen van dichtbij bestudeerd en meegemaakt. Wat valt jou op aan de manier waarop wij omgaan met de coronacrisis?

Kenny Meesters organiseerde in Nepal een workshop om te ontdekken aan welke informatie mensen de meeste behoefte hadden gehad na de aardbeving van 2015.

Kenny Meesters

“De reactie op rampen verloopt heel vaak in verschillende fases en dat is ook nu het geval. Zodra iets ergs gebeurt, dan is dat naar maar het maakt ook iets wakker in mensen. Ze willen de handen uit de mouwen steken. Ze voelen zich maatschappelijk betrokken en vinden het soms zelfs spannend. Bij de coronacrisis zie je bijvoorbeeld veel hulpinitiatieven. Mensen willen boodschappen doen voor wie dat niet kan of durft, of ze zetten initiatieven op om vindingrijke oplossingen te bedenken voor een tekort aan beademingsapparatuur of ze maken spatmaskers. Dat is een spannende periode, waarin veel energie vrijkomt. De fase daarna, waar we nu in zitten, is echter lastiger.”

Hoe komt dat?

“In het begin gaat het vooral om praktische hulp, zoals boodschappen doen. Dat is een duidelijke taak waarmee je vrij snel en spontaan iemand ondersteunt. Maar wat nu nodig is, wordt minder makkelijk duidelijk. Mensen raken hun inkomen kwijt. Dat is een structureel probleem en los je niet zomaar even op met één taak.”

“Daar komt nog bij dat we met een ramp te maken hebben die ons over een langere periode treft. Bij een aardbeving is dat anders. Dan is er vaak een harde klap, waarna je van alles weer gaat opbouwen. Deze pandemie gaat op wereldschaal rond. Het is niet eenmalig maar blijft onder ons.”

Bovendien is het ingewikkeld dat je deze ramp niet echt ziet. Bij een aardbeving zie je ingestorte huizen en weet je wat er gedaan moet worden. Dat is nu lastiger, omdat direct om je heen het minder zichtbaar is?

“Mensen zijn goed in veranderingen zien en daarop reageren. Daarom komt na een aardbeving, grote brand of overstroming veel energie los om de problemen aan te pakken. Nu zien we eigenlijk geen veranderingen. Je moet afstand houden van elkaar, maar je kunt niet duidelijk zien of een ander ziek is of niet en of wat je doet helpt. Deze pandemie is vooral zichtbaar op de intensive care, maar daar komen veel mensen natuurlijk niet en het is wat anders om er af en toe beelden van te zien dan wanneer je het voor je ziet gebeuren. Op straat word je verder niet snel en diepgaand met de gevolgen geconfronteerd, op mondkapjes na en dat mensen wat verder uit elkaar lopen.”

Wat is nodig om mensen bewust te maken van de ernst van de coronacrisis?

“Je kunt mensen moeilijk continu blijven prikkelen. Dan loop je de kans dat ze het moe worden. Er zijn grofweg twee manieren om veranderingen te bewerkstelligen: met een stok of een grote wortel. Bij een stok ben je aan het handhaven, leg je de nadruk op wat niet mag en deel je boetes uit. Bij een grote wortel beloon je. Maar wat is de beloning nu precies? Dat is lastig aan te geven. Premier Mark Rutte wijst op solidariteit. Maar als je dat te vaak doet, verliest het waarde. Wanneer ik elke dag tegen mijn vriendin zeg dat ik van haar hou, dan raakt ze daaraan gewend en maakt het minder indruk.”

Wat moet je dan wel doen?

“Zorgen dat mensen beseffen dat afstand houden, zoveel mogelijk thuis blijven en de anderhalve meter-economie het nieuwe normaal worden. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het duurt meestal lang voordat we onze normen aanpassen. Hoe lang duurde het wel niet voordat roken niet meer normaal werd gevonden? Dat begint met de norm en niet de handhaving. Toen er auto’s kwamen waren er eerst geen verkeersregels of stoplichten en boetes. Die kwamen pas later, nadat we het onacceptabel vonden als mensen de regels overtraden. Dit gaat dus niet alleen over technologie, waar je de stoplichten onder kan scharen, maar ook over hoe mensen zich gedragen, sociologie en psychologie.”

Hoe ziet dat nieuwe normaal eruit in de situatie waarin we ons momenteel bevinden?

“Die krijgt nu vorm en dat zien we terug in veel initiatieven. Ik woon in Breda. Daar was afgelopen zaterdag een mooi voorbeeld van vindingrijkheid. Foodtrucks hebben nu niks te doen omdat er geen festivals en markten zijn. Daarom was er een drive-in georganiseerd. Je kon via een app aangeven wanneer je welk eten op wilde halen. Ik kwam aanrijden, mijn code werd gescand. Vervolgens schreef iemand op mijn voorruit wat ik besteld had en dat kwamen ze vanuit de foodtruck contactloos geven. Zo kreeg ik een lekkere hamburger met patat en hadden zij omzet. Het is een tijd met veel onzekerheden vooral op de langere termijn, maar dit soort initiatieven zijn interessant. Het is ook een mooie toepassing van relatief eenvoudige technologie om een nieuwe dienst aan te bieden.”

Die onzekerheid is misschien wel het lastigste te accepteren. Er verschijnen publicaties over modellen die voorspellen dat we nog wel twee jaar met de coronacrisis te maken hebben. Hoe moet je daarmee omgaan?

“Mensen zijn controlfreaks. Dat zit in ons, we willen graag zekerheid en dingen begrijpen. Die modellen zijn gebaseerd op aannames. Ze zijn prima geschikt als denktool en om te analyseren. Maar er zit een disclaimer aan vast. Ze geven niet per se de realiteit weer. Mensen willen individueel weten wat de gevolgen zijn voor henzelf. Ze willen die controle hebben, terwijl modellen naar de grote lijn kijken. We zitten in een situatie die we niet kennen, dat is voor ons, maar ook voor de modellen heel lastig.”

Hoe kan technologie in deze onzekerheid helpen?

“Het kan helpen om mensen geïnformeerde keuzes te laten maken. Als jij naar een winkel gaat, dan wil jij nu weten of het er druk is. Ik pleit voor een drukte-app. Een app die op basis van generieke gegevens aangeeft welke plekken je beter kunt mijden. Dit kan een winkel zijn waar veel mensen zijn of een plein of een bos waar je wilt hardlopen. Vergelijk het maar met een routeplanner. Toen ik voor de crisis van Breda naar Delft reed voor mijn werk, checkte ik ook of er files waren of dat de treinen wel reden. Op basis van die info maak ik dan een keuze. Nu is de situatie anders, maar we willen nog steeds op diezelfde manier een keuze kunnen maken. Is het te druk in de winkel, dan wil ik dat voor vertrek weten. In Breda wordt nu iets dergelijks gelanceerd, via Whatsapp.”

Bij informatiemanagement wordt vaak gekeken naar technologische oplossingen. Is dat afdoende?

Technologie is nooit zomaar de oplossing: eerst moet worden nagedacht over wat je wilt bereiken.

newkemall, flickr.com, (CC BY 2.0)

“Nee, technologie is maar een onderdeel. Bij informatiemanagement kijken we naar techniek, data, organisatie én mensen. Hoe zorg je ervoor dat mensen zo goed mogelijk afstand houden in het openbaar vervoer? Een app kan daarbij helpen. Maar je moet ook veel weten over hoe mensen zich gedragen. Zonder die kennis ben je nergens. Een app maken alleen maar omdat het kan, heeft weinig nut. Software is het meest flexibele bouwmateriaal dat we hebben na LEGO. Het begint bij mensen en hun gedrag. Je moet altijd eerst achterhalen wat je nu eigenlijk wilt bereiken.”

Bij de vorige aflevering van de ‘Coronadenktank’ interviewden we medisch historicus Rina Knoeff. Zij stelde jou de volgende vraag: Hoe zou jij mensen in de medische wereld, die behoorlijk top-down georganiseerd is, met elkaar in gesprek laten gaan? Vaak gaan we ervan uit dat medici de wijsheid in pacht hebben. De dokter weet hoe je moet leven om gezond te worden. Als je de wensen en belangen van een patiënt serieus wilt nemen, stuit je op een spanningsveld. Dus hoe breng je die twee werelden met elkaar in gesprek?

“Daarbij is het delen van de informatie die een patiënt nodig heeft belangrijk, maar ook hoe je die informatie vertaalt naar iets waar diegene echt wat aan heeft. Als ik te dik ben, dan kan de dokter mij vertellen dat ik te vet eet en te weinig beweeg. Maar dat weet ik zelf ook wel. Het is belangrijker om het probleem te identificeren en dan oplossingen te ontwikkelen. Bijvoorbeeld omdat ik veel in de auto zit of stress heb.”

“Wat breder gezien zijn veel organisaties, waaronder de gezondheidszorg, inderdaad behoorlijk hiërarchisch georganiseerd. Tijdens een crisis moeten we ook kijken naar het zogeheten net-centrisch denken. Dat betekent dat je de eigen informatie structureert en deelt met anderen zodat zij er weer verder mee kunnen. Je houdt dus niet alle kennis volledig bij jezelf, maar hoopt dat anderen er hun voordeel mee doen.”

“Het is belangrijk dat je dan ook begrijpt dat er anderen zijn met een informatiebehoefte die jij kan helpen. Dat is wel lastig, want informatie hebben zorgt er ook voor dat mensen naar jou toe komen. Het geeft een bepaalde status en invloed. Dat uit handen geven kost dus niet alleen moeite maar is ook moeilijk voor mensen. De introductie van e-mail verstoorde bijvoorbeeld ook relaties in bedrijven, omdat nu ineens mensen direct informatie konden delen. Maar uiteindelijk kun je dat juist als kracht zien, omdat je door delen van gegevens juist als een belangrijke coördinatieschakel wordt gezien. We noemen dat coordination through information. Dat is overigens ook voor de wetenschap belangrijk. De werkelijkheid is te complex. Dus moeten we tussen vakgebieden elkaar ondersteunen, info delen en samenwerken.”

De volgende die voor de Coronadenktank geïnterviewd wordt is gedragswetenschapper Reint Jan Renes. Hij is lector bij de Hogeschool van Amsterdam en werkt daarnaast sinds april voor het RIVM. Kenny Meesters: “Gedragsveranderingen kunnen we momenteel doorvoeren omdat er aandacht voor is en we een gedeeld gevoel hebben. Maar je ziet ook dat de energie om het vol te houden opraakt en mensen lakser worden en dat er tegenstrijdige belangen komen. Want de ene sector mag open en de andere niet. Tegelijkertijd treft de epidemie iedereen. Is het daarom mogelijk om een gedragsverandering te krijgen en hoe zorgen we voor gezamenlijke actie als de belangen tegenstrijdig zijn?”

Lees het antwoord van Reint Jan Renes

ReactiesReageer