Het hoofdkwartier van een puberbrein slaat op hol als negen emoties verwikkeld raken in een machtsstrijd. Met Inside Out 2 vertaalt Pixar complexe psychologische materie opnieuw naar een vermakelijk plot.
‘We keep the best and toss the rest!’, zegt Joy, het blauwharige karakter dat in de animatiefilm Inside Out 2 de menselijke emotie Blijdschap vertolkt. Via een paarse buis schiet ze alle onwelgevallige herinneringen vrolijk naar de verborgen krochten van het brein. Waarom zou je tenslotte negatieve gebeurtenissen willen onthouden?
Die uitgangsvraag lijkt een beetje op die van Pixars eerste deel van Inside Out (2015), waarin we kennismaakten met Riley, een vrolijke meid die met haar ouders van Minnesota verhuisde naar San Francisco. De film toonde hoe vijf basisemoties Rileys doen en laten in goede banen leidden vanuit het ‘hoofdkwartier’ van haar brein. Naast Blijdschap waren dat Angst, Afkeer, Woede en Verdriet. Vooral Verdriet zat door toedoen van de goedbedoelende, maar al te dominante Blijdschap in het verdomhoekje: zonder verdriet ziet de wereld er immers een stuk aangenamer uit.
Tegen het einde van deel een werd al duidelijk dat alle emoties, óók verdriet, een belangrijke rol vervullen in ons dagelijks leven: juist een evenwichtig samenspel van gevoelens bevordert ons geestelijk en sociaal welzijn. Deel twee brengt een vergelijkbare boodschap en doet dat op een even fantasierijke, beeldende wijze. Mannetjes met stofzuigers ordenen herinneringen in de vorm van knikkerachtige ballen in de eindeloze stellages van het langetermijngeheugen. Er is een duistere plek voor geheimen, een carnavaleske verbeeldingswereld waar Rileys dromen ontstaan en als ze zoekt naar nieuwe ideeën, verbeeldt een tornado van lampen haar ‘brainstorm’.
Blinde sociale angst
Voor een goed begrip van het verhaal is het handig, maar niet noodzakelijk om deel een te hebben gezien. In deel twee is Riley dertien jaar oud en klaar voor de highschool. Tijdens een ijshockeykamp in de zomervakantie ontdekt ze dat haar twee beste vriendinnen naar een andere highschool zullen gaan. De rest van het kamp komt daardoor in het teken te staan van blinde sociale angst. Terwijl Riley wanhopig aansluiting zoekt bij de populaire oudere meisjes van het ijshockeyteam, maakt ze de ene sociale blunder na de ander.
De oorzaak van haar onhandige gedrag is een crisis in het besturingscentrum. Het hoofdkwartier wordt met grof geweld gesloopt, omdat het tijd is voor een nieuwe levensfase: de puberteit. De vijf basisemoties moeten nu leren omgaan met een nieuw bedieningspaneel dat extreem gevoelig blijkt afgesteld. Bovendien komen er vier nieuwe emoties bij, wat al snel leidt tot conflicten en een verbanning van de vijf oorspronkelijke emoties uit het hoofdkwartier. Terwijl met name de nieuwe emotie Onzekerheid Riley aanzet tot rampzalig sociaal gedrag, dwalen de vijf basisemoties rond door het brein, op zoek naar Rileys kwijtgeraakte zelfbewustzijn.
Dat mag klinken als een taaie inleiding in de klinische psychologie, maar het tegenovergestelde is het geval. Doordat elke emotie wordt uitgebeeld door een grappig personage met een eigen wil en tekortkomingen, en doordat we zien hoe de dynamiek tussen die emoties leidt tot concreet (wan-)gedrag, krijgen ook kinderen genoeg mee van de hoofdboodschap: zowel nare, als plezierige herinneringen maken ons tot wie we zijn. Niemand is altijd aardig, onbaatzuchtig of dapper – sterker nog, het kan heel zinvol zijn om bang, onzeker, of jaloers te reageren.
Leerzaam
De metaforen voor de werking van het brein kloppen niet helemaal. Zo zijn onze herinneringen niet zo onveranderlijk als de glazen knikkers in de film suggereren. Ook ontbreken in de film allerlei emoties die in de puberteit eveneens een belangrijke rol spelen – denk aan seksuele lust, of verontwaardiging. Toch is Inside Out 2, net als het vorige deel, door veel psychologen lovend ontvangen. Volgens Jelle Jolles, emeritus-hoogleraar neuropsychologie, schuilt de waarde van de film vooral in het bespreekbaar maken van onze gevoelswereld. “Inside Out helpt kinderen en tieners die emoties te herkennen, op een soepele manier”, zegt hij in een interview in De Morgen. “Dat maakt het ook makkelijker om erover te praten.”
Ondergetekende bekeek de film met een dertien- en een twintigjarige die het verhaal soms met plezier, vaak ook kreunend van ergernis becommentarieerden (“Ze doet alles wat je juist niet moet doen!”). Rileys sociale dilemma’s – hoe kun je populaire teamgenoten bijvoorbeeld imiteren, zonder dat het sneu wordt? – vormen inderdaad een mooie springplank naar een goed gesprek. Hoewel de film wat minder verrassend is dan de voorganger, maken de grappige personages, de originele metaforen en de humor (voor elke leeftijdsgroep wat wils) de film erg de moeite waard.