Wetenschapsjournalist Gemma Venhuizen vaart van 19 maart tot en met 16 april de Atlantische Oceaan over op het onderzoeksschip RRS James Cook, van het Caribische eiland Antigua tot het Canarische eiland Tenerife. Daar doet ze verslag van de NWO-expeditie ‘Dust Traffic – Transatlantic Transport and Deposition of Saharan Dust and its Effects on the Marine Environment’, een onderzoek over hoe ver stof uit de Sahara zich verspreidt en wat voor effect dat heeft op het zeemilieu. Ze houdt tijdens de reis voor Kennislink een blog bij.
16 april 2016 Land in zicht!
Land in zicht! Of althans, dat dacht ik toen ik vannacht niet kon slapen en op de brug stond. Voor het schip verrezen donkergrijze bergen en ik vroeg de stuurman of we niet van koers moesten veranderen. Het bleken wolken te zijn… Ik had graag meer wortels willen eten om mijn nachtzicht te verbeteren, maar ook de bospenen zijn inmiddels op. Het zicht vanaf de brug was prachtig: een stralende sterrenhemel en een stralende oceaan, want overal om ons heen waren dinoflagellaten te zien: fluorescerende algjes die het water doen oplichten.
Vanochtend, na het ontbijt, hadden we ook mooi uitzicht: tientallen dolfijnen die voor de boot uitsprongen. Een soort welkomstcomité, zo leek het – want al is er nog geen land te zien, het einde van de reis is al wel in zicht: morgenavond arriveren we in de haven van Tenerife! Een gek gevoel om dit parallelle universum, deze besloten wereld weer te moeten verruilen voor de hectiek van het vasteland.
In een maand heb ik de wetenschappers en de bemanningsleden in mijn hart gesloten – ze waren mijn vrienden, mijn familie, mijn collega’s, mijn sportmaatjes. Maar voor we afscheid nemen, hebben we eerst vanavond nog een barbecue op het achterdek. De stoffilters, de incubatiebadkuipen, de sedimentmonsters: alles wordt ingepakt en straks vanuit Southhampton (de thuishaven van de James Cook) naar het NIOZ vervoerd.
Jan-Berend Stuut kijkt met een tevreden gevoel terug op de expeditie: er is ruim voldoende materiaal binnengehaald om straks in Nederland te kunnen analyseren. De eerste resultaten van de incubatie-experiemten zijn ook al binnen en lijken er inderdaad op te wijzen dat stof zorgt voor een planktonbloei. En de ene sedimentval die we door het onstuimige weer moesten overslaan, blijkt over een paar weken te worden opgepikt door een onderzoeksschip van het Duitse Marum.
Mij rest, nu ik mijn tas heb ingepakt en lui heb liggen zonnen op het voordek, nog maar één ding: mijn hut stofzuigen. De steward aan boord heeft voor de gelegenheid de slogan van de cruise (‘all you need is dust’) op het memobord veranderd: ‘all you need is vacuum cleaner’…
15 april 2016 Milieulesje
Alsof het nog niet warm genoeg is buiten staat microbiologe Corina Brussaard in de brandende zon om een vuurtje te stoken. Boven een campinggasje houdt ze een colablikje dat is omgebouwd tot pannetje. En in die pan zit zeep. Speciale zeep, die voor extra schone handen zorgt – geen overbodige luxe als je ziet waarmee de bemanning zoal in aanraking komt. Smeerolie, allerhande chemische goedjes… Maar wat Brussaard nu wil onderzoeken is of die zeep zelf wel zo schoon is. Natuurlijk, hij is reinigend voor je handen, maar niet helemaal onschuldig: volgens de ingrediëntenlijst zit er namelijk flink wat polyethyleen in. Oftewel: plastic.
Die zeep verdwijnt met het spoelwater zo de oceaan in, en het plastic dus ook – met alle nadelige gevolgen voor het zeeleven van dien.
Zoals een wetenschapper betaamt neemt Brussaard de proef op de som: als ze de zeep verhit, blijft er dan inderdaad een plastic residu over? En om hoeveel kunststof gaat het?
Het resultaat is overdonderend: de zeep blijkt vol brokjes kunststof te zitten. De stukjes zijn met het blote oog duidelijk te zien. Bij nadere inspectie van de verpakking blijkt het er zelfs op te staan: ‘met kunststof korrels’! Die korrels zorgen voor extra reiniging – maar, zo benadrukt Brussaard, er zou ook een natuurlijk ‘schuurmiddel’ kunnen worden gebruikt. Zand bijvoorbeeld.
‘s Avonds presenteert ze haar bevindingen aan de wetenschappers en de bemanning. Ook de kapitein is aanwezig. Hij kijkt langdurig naar het reageerbuisje waarin Brussaard de plastic korrels heeft verzameld, en spreekt haar na afloop van de lezing aan: dat hij de zeep aan boord zal vervangen door een milieuvriendelijkere, biologisch afbreekbare variant. Zo groot kan de impact van wetenschap zijn…
13 april 2016 Inktvissenballet
Vandaag ben ik matroos-voor-een-dag. Aan dek leer ik, samen met de kadetten Christina en Rob, knopen leggen van zeeman Mark. Het zweet gutst over zijn vele tatoeages: een zeilschip op zijn zij, een inktvis op zijn bovenbeen… Mark heeft als bijnaam de Squid Catcher, omdat hij ‘s nachts vaak op inktvis vist. Afgelopen nacht ben ik met hem meegegaan. In het holst van de nacht zagen we, bij het schijnsel van een spotlight, tientallen rozerode inktvissen aan het wateroppervlak zwemmen. Het was sprookjesachtig, en ik smeekte hem om zijn hengel even te laten staan. Ik wilde genieten van het inktvissenballet. “Prima”, zei Mark, “dat scheelt mij weer een schoonmaakklusje. De koks willen de inktvissen niet zelf bereiden, omdat het een smerig taakje is, door het verwijderen van die inktzak. Dus ben ik zelf altijd de klos.”
Na het knopen leggen assisteer ik in de kombuis. Afwassen, zwabberen, de keukenvoorraden controleren… Behalve het fruit en de Nutella zijn nu ook de flessen drinkwater nagenoeg op: water is op rantsoen. Wie dorstig is, kan het vieze chloorwater uit de kraan drinken, of cola kopen in de bar.
Geen inktvis op het menu dus vandaag, maar wel een andere curieuze delicatesse: eendenmosselen, vers afkomstig van de boei die we vanmiddag aan boord hebben gehaald. Echt appetijtelijk zien ze er niet uit: uit de schelpen komen een soort grote, slijmerige regenwormen. Bioloog Jaap de Boer zet er dapper zijn tanden in. ‘Dezelfde structuur als asperges, eigenlijk. Ze zouden aspergemosselen moeten heten, dat klinkt veel aantrekkelijker.’
5 april 2016
Naast de wetenschappers hebben ook de bemanningsleden hun modieuze uitspattingen. ‘Boiler suits’ heten ze in het Engels, de overalls die de crew aan boord draagt. “Als je er een aanhebt, zweet je je kapot”, legt chief engineer Bob uit. “These suits are hot…” Zijn collega Paul lacht. “… and we look hot in them, don’t we?”
We staan bij de ingang van de machinekamer. Mij breekt het zweet ook al uit zonder boiler suit – ik sta op het punt af te dalen in een heel krappe ruimte. “Als je denkt dat je claustrofobisch wordt: niet doen”, waarschuwt Bob. Maar ik wil koste wat kost naar beneden: daar, onder de machinekamer, zit een heel klein raampje waardoor je de schroef van het schip kunt zien. En zodra ik naar buiten kijk, vergeet ik op slag mijn benauwde gevoel.
Door het met algen begroeide venster zie ik een helderblauwe onderwaterwereld. Achter de draaiende schroef verwacht ik elk moment een haai te zien opdoemen. Alsof ik me in een onderzeeër bevind: magisch.
Die middag kom ik de engineers weer tegen. Op het voordek ditmaal, tijdens hun lunchpauze. Zonder boiler suit, languit in de zon. “Het is vandaag ‘Topless Tuesday’”, roept Paul. Hij klopt uitnodigend op het strandbed naast hem. “Kom er ook bij!”
4 april 2016
Het schijnt toeval te zijn dat onze expeditieshirts met ‘All you need is dust’ erop precies dezelfde kleur paars zijn als de handschoentjes die in het lab worden gedragen. Maar het ziet er wel bijzonder modieus uit. Zeker in combinatie met de blauwe, gele en rode veiligheidshelmen die aan dek worden gedragen lijkt het soms of we een modeshow aan het lopen zijn. De handschoentjes zijn er overigens niet puur voor de sier: ze zorgen ervoor dat de monsters niet bevuild worden.
In het giflab zijn handschoenen zelfs van levensbelang – van het giftige goedje kwikchloride moet je niet teveel binnen krijgen. Michelle van der Does voegt in dat lab kwikchloride toe aan de nieuwe buisjes die met de sedimentvallen de diepte ingaan, en komend jaar nieuw sediment zullen verzamelen. Door het gif gaat al het leven in de buisjes dood. Zou dat niet gebeuren, dan zouden minuscule zeediertjes weleens een deel van het sediment kunnen opeten – en dat zou het experiment verpesten…
Ook buiten de laboratoria wordt streng toegezien op de hygiëne: ziektekiemen verspreiden zich snel aan boord van het schip, tenslotte. Voor het eten moeten we allemaal onze handen wassen met desinfecterende gel. Een van de bemanningsleden is al een paar dagen in quarantaine: hij hoestte teveel. Nu moet hij afgezonderd van de rest zijn maaltijden eten en mag ‘s avonds niet met ons darten. Als hij over twee dagen nog niet beter is moeten we van de scheepsdokter een tussenstop maken op de Kaapverdische Eilanden, om hem naar een ziekenhuis te brengen…
1 april 2016 Spierpijn
Mijn laatste bezoekje aan de scheepssportschool is al een paar dagen geleden, maar toch heb ik spierpijn: het resultaat van een ochtend sjouwen met zes-liter-flessen water. Dat water is afkomstig uit de oceaan en bevat plankton. De flessen zijn bedoeld voor de incubatie-experimenten waarover ik al eerder schreef, en zijn verdeeld over meerdere ‘badkuipen’ op het achterdek van het schip. Daarin wordt continu oceaanwater aangezogen om de temperatuur constant te houden. Over twee van de vier badkuipen zijn witte lakens gespannen: niet om het beddengoed te drogen, maar om te zorgen dat er niet te veel licht doordringt. In die kuip staan namelijk de incubatieflessen met water van 250 meter diepte, en zo diep dringt in de oceaan nu eenmaal nauwelijks licht door. Zou het plankton hier aan dek opeens wel aan de felle zon worden blootgesteld (de incubatieflessen zijn doorzichtig), dan zou dat het hele experiment kunnen verwoesten: dan zijn de omstandigheden immers niet meer natuurgetrouw. Maar elke dag moeten de flessen naar het laboratorium worden gesjouwd om monsters te nemen. Op die manier kan later worden achterhaald of het woestijnstof dat aan sommige van die flessen is toegevoegd invloed heeft op de hoeveelheid plankton. En dus sjouwen we de flessen voorzichtig in lichtdichte vuilniszakken van en naar het lab.
Vanochtend klonk er opeens een gil vanaf het achterdek. Terwijl ze een van de flessen uit de badkuip pakte, voelde Franziska opeens iets over haar hand kruipen. Wat bleek: in de badkuip zat een enorme krab verscholen. Hoe die daar komt weet niemand – de pomp die vers oceaanwater aanzuigt heeft een veel te kleine diameter voor zo’n reusachtige krab. Mogelijk woont hij al weken in de badkuip. Of wie weet is hij als verstekeling meegelift met de boei en heeft iemand hem als 1-april-grap in de badkuip geplaatst…
31 maart 2016 Eendenmosselen
Vandaag hebben we Michelle overboord gezet. Met een hijskraan hebben we haar vanaf het achterdek voorzichtig te water gelaten. Er klonk een bescheiden plons en dat was het dan: het komende jaar zal ze in haar eentje midden op de oceaan blijven dobberen. Als knalgeel stipje verdwijnt ze aan de horizon.
Michelle is een boei. Vernoemd naar Michelle van der Does, een van de promovenda’s aan boord. Een heel geavanceerde boei: uitgerust met zonnepanelen en een weerstation, en met een stoffiltercarrousel. Zoals in de sedimentvallen elke twee weken een nieuwe cilinder met sediment wordt gevuld, zo zorgt eenzelfde slim systeem ervoor dat op de boei elke twee weken een nieuwe stoffilter in werking wordt gesteld. Zo kan gedurende een jaar worden bekeken wat de stofoogst is per veertien dagen. Elke boei (er is ook nog een boei ‘Laura’) bevindt zich in de buurt van een sedimentval, en dus kunnen er correlaties worden onderzocht: correspondeert een stofstorm aan het wateroppervlak (dus: een filter vol stof) ook met een buisje vol sediment in de onderwaterval?
Toen Michelle aan boord kwam (we hebben haar een paar dagen geleden opgehaald bij een van de andere sedimentvallen) was ze goed gecamoufleerd: ze zat onder de eendenmosselen. ‘Lekker voor het diner’, opperde iemand, maar de koks durfden het niet aan – de boei had met mosselen en al een middagje in de brandende zon op dek gestaan. Het risico op voedselvergiftiging was te hoog.
27 maart 2016 Stoffilters
Verrassing tijdens de lunch: in elke plastic drinkbeker (glazen hebben we niet, anders zou er met al die golven te veel servies sneuvelen) is een chocolade-ei of chocoladehaas verstopt. De mannen in de keuken hebben het er maar druk mee: driemaal daags zetten ze een uitgebreid buffet voor ons klaar. Sommige mensen zijn vegetariër, en een van de stuurmannen heeft een glutenintolerantie: met alle dieetwensen wordt keurig rekening gehouden. Maar na ruim een week is het toch even slikken: de Nutella is op. We hebben met z’n allen in te korte tijd te veel hazelnootpasta gegeten. Gisteren heeft iemand de laatste banaan al verorberd, en ook de yoghurt moet er binnenkort aan geloven, hoor ik iemand fluisteren.
Na de lunch vertrekken Laura Schreuder en Monica Martens naar het allerhoogste dek om de stoffilters te vervangen. Op het dek staan twee blauwe kastjes die er op het eerste gezicht uitzien als postbussen, maar in feite zijn het letterlijk stofzuigers. Ze hebben ook stofzuigernamen: Miele en Nilfisk. Dagelijks worden de filters vervangen, om te kijken wat de stofoogst is. Hoe dichter we Afrika naderen, des te meer stof, is de verwachting. Voorlopig valt de hoeveelheid nog wat tegen: op het witte filterpapier is een heel lichtbruine waas te zien. De filters gaan de vriezer in, zodat terug in Nederland de samenstelling en korrelgrootte van het stof kan worden geanalyseerd. Niet de vriezer van de keuken, overigens: die zit vol roomijs, het toetje van vanavond…
26 maart 2016 Onrustige oceaan
Gisteren was het Goede Vrijdag, maar een goede zaterdag lijkt het vandaag niet te worden: het binnenboord halen van de tweede sedimentval, M4, dat voor vandaag op het programma stond, kan niet doorgaan. De reden: teveel ‘swell’, oftewel een te onrustige oceaan. Met zulke hoge golven is het te riskant om twee van die grote vallen (wederom een op 3500 meter diepte en een op 1200 meter diepte) omhoog te takelen. Een flinke tegenslag, want het is nog maar de vraag of en wanneer M4 (inclusief de sedimentvangst van het afgelopen jaar) dan wel kan worden opgehaald. Niet meer tijdens deze expeditie in ieder geval, want om op tijd in de haven van Tenerife te arriveren zitten we vast aan een relatief strak tijdschema: met een snelheid van zo’n 9 knopen per uur gaan we al niet bijster hard, en dus kunnen we het ons niet permitteren om zomaar een extra dag te wachten. Balen van de dure apparatuur dus, en van het sediment waarnaar de wetenschappers aan boord zo nieuwsgierig waren. Jan-Berend Stuut blijft er opvallend rustig onder. “Je kunt wel gaan zitten huilen, maar daar verander je niets mee. En veiligheid gaat nu eenmaal voor alles.”
25 maart 2016 Drijven
Coördinatievermogen: daar draait het om op zee. De drijvende sedimentval, die we gisteravond te water hebben gelaten, halen we nu weer op. Overdag is de val te herkennen aan een sliert oranje bollen – een soort overmaatse sinaasappels – maar het is nu rond 21.00 uur ‘s avonds en stikdonker buiten. Gelukkig is er aan de oranje bollen ook een knipperlichtje bevestigd en dat zoeken we nu met een schijnwerper vanaf het schip. (Nooit ‘boat’ zeggen, heeft de kapitein me bezworen. Altijd ‘ship’, of nog beter: ‘vessel’. Dat klinkt imposanter).
Zo’n tien wetenschappers hebben zich, samen met de stuurmannen en de kapitein, verzameld op de brug, oftewel de ‘stuurhut’. Het schip zigzagt voorzichtig richting de val. Een van de bemanningsleden houdt nauwlettend de coördinaten in de gaten. Het lijkt zo soepel en makkelijk te gaan allemaal, maar hierboven wordt 24 uur per dag wacht gelopen, om te kijken of we nog wel de juiste koers varen. Zelfs als het schip stil ligt (om de val straks binnen te halen, bijvoorbeeld), dan kunnen de stuurlui nog niet op hun lauweren rusten: juist dan moet er genavigeerd worden, anders drijven we door de oceaanstromingen van onze plek.
In het water straalt het knipperlichtje, daarboven stralen de sterren en de net-niet-meer volle maan. “Alsof we door een soort heelal varen”, zegt Toni Rosell i Melé, die namens de universiteit van Barcelona meevaart.
Zelf loop ik nog een beetje duizelig rond: ik heb net een half uurtje op de loopband gerend, maar door het schommelende schip was het nog een behoorlijke uitdaging om er niet af te vallen.
Ook beneden in de bar oefenen de zeemannen hun coördinatievermogen: bij het dartboard. Ondanks de voortdurende golven wordt er nog verrassend vaak in de roos gegooid. “Een kwestie van veel oefenen”, zegt technicus Billy ‘Bulls-Eye’. Er wordt zelfs een darttoernooi georganiseerd, waar wij ook van harte voor zijn uitgenodigd. “Maar,” waarschuwt Billy, “als je hier leert darten, betekent het nog niet dat je het straks aan land automatisch ook kan. Hier compenseer je onbewust voor de golven, en daardoor kan het zijn dat je aan land, zonder deining, steevast te ver naar links of rechts gooit.”
24 maart 2016 Marine snow
Er is nog een manier waarop het stof zou kunnen bijdragen aan verwijdering van CO2 uit de oceaan, vertelt Jan-Berend Stuut: door de ‘ballastfunctie’. Plankton dat afsterft terwijl het naar de oceaanbodem dwarrelt, desintegreert, waardoor er weer CO2 vrijkomt in het water. Maar stof is relatief zwaar, en sleurt daarom planktondeeltjes mee naar de diepzee, waar ze vervolgens zo snel begraven worden dat er geen CO2 vrijkomt.
Om deze hypothese te onderzoeken is er een ‘drifting trap’ mee aan boord. Een drijvende sedimentval, die vlak na de lunch te water wordt gelaten. Die val blijft 24 uur lang in het water, op een paar honderd meter diepte en is ideaal om de C/N-ratio van het organisch materiaal te analyseren, legt Stuut uit, de verhouding tussen koolstof, C, en stikstof, N. Normaal gesproken verandert de verhouding naarmate het organisch materiaal naar beneden dwarrelt, maar als je voldoende stof in de atmosfeer hebt, tijdens een stofstorm bijvoorbeeld, dan wordt het samengeklonterde materiaal zo snel naar beneden gesleurd dat de hoeveelheid stikstof en koolstof hetzelfde blijft.
‘Marine snow’ heet dat samengeklonterde materiaal ook wel, vertelt Geert-Jan Brummer ‘s avonds tijdens een presentatie. Hij onderzoekt het plankton in de oceaan en in het bijzonder de foraminiferen: eencelligen voorzien van een uitwendig kalkskelet. Afzonderlijke deeltjes doen er ontzettend traag over om naar de oceaanbodem te zinken. Vaak met minder dan één meter per dag, bij die snelheid duurt het bij een diepte van vijfduizend meter ruim veertien jaar om de oceaanbodem te bereiken. Als ze samenklonteren gaat het veel sneller.
Hoe die deeltjes samenklonteren? Bijvoorbeeld door de aanwezigheid van ‘appendicularia’, zogeheten mantelvisjes die ‘slijmhuisjes’ maken die als een soort natuurlijke lijm werken, vertelt weekdierkundige (ofwel ‘malacoloog’) Jaap de Boer. Hij hoopt onderweg ook ‘pteropoda’ te kunnen bestuderen. Pteropoda betekent letterlijk ‘vleugelvoetigen’. een toepasselijke naam want deze onderwaterslakken bewegen zich voort door hun slijmerige voet op en neer te bewegen, vergelijkbaar met de wijze waarop vlinders vliegen, maar dan onder water. Om hun eten binnen te halen produceren ze een soort slijmnetjes en die kunnen ook fungeren als samenklonteringsmechanisme voor de marine snow.
21 maart 2016 Binnen gehengeld
Een spannende dag vandaag. M5, een van de ‘sedimentvallen’ die tijdens een eerdere expeditie is uitgezet, wordt binnengehaald. Die val is alleen terug te vinden met akoestische signalen die door het schip onder water worden uitgezonden – het hoogste gedeelte, een ovaal oranje drijfmechanisme dat de gehele val op zijn plek houdt, bevindt zich één kilometer onder het wateroppervlak.
De geluidssignalen van het schip worden opgepikt door een zogeheten ‘acoustic release’ op de oceaanbodem, die vervolgens de sedimentval loslaat, zodat die komt bovendrijven. Met die val wordt de hoeveelheid stof en organisch materiaal op 1200 en 3500 meter diepte gemonsterd; op die dieptes wordt door een vernunftig systeem elke twee weken een nieuwe cilinder in werking gesteld waarin rondzwevend sediment wordt opgevangen.
Dergelijke vallen zijn voor het eerst geïnstalleerd in 2012 en worden jaarlijks bovengehaald om de volle cilinders te verzamelen en nieuwe cilinders te plaatsen. M5 wordt veilig binnen gehengeld: gejuich klinkt als de oranje ‘smartie’ boven water komt en de cilinders van 1200 en 3500 meter diepte omhoog worden getakeld. De buisjes verdwijnen de opslagruimte in het lab in; eenmaal terug op het NIOZ zal de inhoud worden geanalyseerd.
20 maart 2016 Vastgeschroefd
Bleke gezichten bij het ontbijt. Zo’n eerste ochtend met lege maag op volle zee is even wennen. In de laboratoria aan boord zijn de hoognodige maatregelen al getroffen: alle apparatuur is stevig vastgeschroefd op de bureaus. Maar je lichaam heeft weinig keus: je evenwichtsorgaan moet zich leren aanpassen aan het voortdurende geschommel. Het gevolg? Misselijkheid en een intens moe gevoel. Het is verleidelijk om even op bed te gaan liggen… Maar er moet werk gedaan worden. Stoffilters vervangen, om te zien hoeveel woestijnstof er hier eigenlijk in de lucht zit. Watermonsters nemen om de incubatie-experimenten mee te doen. Plankton vissen met een speciaal fijnmazig net, om te kijken welke soorten hier allemaal leven.
En ik? Ik probeer verslag te doen van hun activiteiten op mijn laptop. Liggend op bed, met mijn laptop op mijn borst, in de hoop dat ik het ontbijt voorlopig binnenhoudt….
19 maart 2016 Stoffig
‘All you need is dust…’ Een van de bemanningsleden van de RSS James Cook lacht ongelovig als hij de tekst op onze T-shirts leest. “Wat zijn jullie, een team schoonmakers? Mijn hut kan nog wel een stofzuigbeurt gebruiken!”
Toegegeven, het klinkt een beetje merkwaardig: een maand de Atlantische Oceaan overvaren om stof te bestuderen. Kun je zoiets niet veel beter in de woestijn doen dan op volle zee?
Nee dus, volgens geoloog Jan-Berend Stuut van het NIOZ, het Koninklijke Nederlandse Instituut voor Onderzoek der Zee. De thuisbasis van Stuut is Texel, maar sinds 2012 zit hij elk jaar een paar weken op zee in verband met het onderzoeksproject Dust Traffic – Transatlantic Transport and Deposition of Saharan Dust and its Effects on the Marine Environment.
Elk jaar waait maar liefst zo’n 182 miljoen ton Saharastof vanuit Afrika de Atlantische Oceaan over richting Midden- en Zuid-Amerika. Goed nieuws voor het regenwoud aldaar: het stof is vruchtbaar, omdat het minuscule ijzerdeeltjes en andere voedingsstoffen bevat. Maar het merendeel van die 182 miljoen ton belandt in de Atlantische Oceaan, en dat heeft grote effecten voor zowel het mariene leven als het klimaat.
De nutriënten in het woestijnstof vormen namelijk een voedselbron voor het fytoplankton: plankton dat aan fotosynthese doet. ‘Plantachtig’ plankton dus, zoals eencellige algen. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat extra opgelost ijzer in de oceaan zorgt voor extra fytoplankton, en dat is vanuit klimaatoogpunt interessant: de algen absorberen het broeikasgas CO2 uit de oceaan (en indirect uit de atmosfeer), dus meer plankton kan leiden tot een koeler klimaat. En stof kan daaraan bijdragen. “Maar of de ijzerdeeltjes in het woestijnstof net zo effectief zijn voor algenbloei als ijzer in opgeloste vorm, moeten we nog ontdekken”, benadrukt Stuut tijdens zijn inleidende praatje aan boord.
Daarom doet een deel van het expeditieteam de komende maand incubatie-experimenten op het schip: in grote potten wordt stof gemengd met oceaanwater om te kijken wat er gebeurt met de planktonconcentraties in het water. Dat stof is eerder al verzameld in de Sahara, vertelt masterstudente Franziska Pausch, zodat precies bekend is wat de samenstelling en de grootte van de stofdeeltjes is. “Het oceaanwater monsteren we vanaf het schip. Een deel van het stof wordt in droge vorm aan het water toegevoegd, een deel in natte toestand, opgelost in een klein beetje namaakregenwater. Zo kunnen we analyseren of de voedingsstoffen uit stof beter oplossen en dus beter beschikbaar zijn voor het plankton als ze tijdens een regenbui in de oceaan belanden in plaats van tijdens een droge zandstorm.”
Genoeg te doen komende maand, kortom.
Maar eerst nog een huishoudelijke mededeling van de kapitein: of we binnenshuis alsjeblieft de blauwe plastic overschoentjes willen aantrekken. Anders wordt het overal zo stoffig…
Luister ook naar de reportage bij Vroege Vogels, live vanaf het onderzoeksschip
Deze reis werd mede mogelijk gemaakt door een reisbeurs van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten