‘Whiiiieeeoooee! Whhiieeeooeee! Whiiieeeeeoooeee! U dient het gebouw te verlaten via de dichtstbijzijnde nooduitgang. Maak geen gebruik van de liften. Whiiiieeeeooooeee! Whiiieeeooooeee!” Eens in de zoveel tijd is het raak. Dan gaat het alarm af. Altijd onverwacht en het is altijd een beetje schrikken.
Vol ongeloof kijken we elkaar aan. Moeten we echt nu naar buiten?! Ik was net bezig een experiment op te zetten! Wanneer de omroeper ons opnieuw opdraagt het gebouw direct te verlaten, moeten we daar toch gehoor aan geven. Je weet namelijk ook niet wat er aan de hand is.
Zou er brand zijn? Is er een giftige stof ontsnapt? Is er iemand gewond? En in welk lab dan? Bij ons? Of op een andere verdieping? Het maakt niet uit. Je moet alles neerzetten waar je mee bezig bent, alle stekkers eruit trekken en wegwezen. Want als er echt gevaar dreigt, is er geen tijd om uitgebreid langs het kantoor te lopen. Geen tijd om je tas in te pakken, of je jas aan te trekken. Je moet zo snel mogelijk het gebouw uit. Als je pech hebt, sta je dan zonder jas en zonder sleutels buiten. En natuurlijk net wanneer het buiten vriest. Of regent.
Gelukkig valt het meestal mee. Vaak wordt het signaal ‘veilig’ al gegeven wanneer we halverwege de trap naar buiten zijn. Dan is er misschien een brandje bij het eerstejaarspracticum uitgebroken. Die heeft de brandweer dan snel onder controle en is het gevaar weer voorbij.
Gigantisch gaslek
Maar soms is er wel echt wat aan de hand. Zo is er eens iemand ernstig gewond geraakt bij een explosie waar ook cyanide bij vrij was gekomen! Levensgevaarlijk! En de explosieve opruimingsdienst moest eens uitrukken met een robot, omdat het onduidelijk was of er na een ongeluk in een zuurkast nog meer explosieven op knallen stonden.
Een grappige ontruiming was toen een collega een potje met een zwavelverbinding had laten vallen in de gang. Die verbinding bleek nu juist de geur te hebben die wordt toegevoegd aan aardgas, zodat je kan ruiken wanneer er een lek is. Binnen de kortste keren rook het hele gebouw naar gas, of nou ja, naar dat goedje dus. Het leek net of er een gigantisch gaslek was! Het hele gebouw werd urenlang ontruimd. We zijn toen zelfs opgevangen in de nabijgelegen sporthal. En ik kan me ook nog goed de chaos herinneren toen een keer de stroom uitviel. Foutje van het energiebedrijf. Mochten we ook de rest van de dag niet meer naar binnen, want alle zuurkasten werken ook op stroom.
Van de week was het dus ook weer eens zo ver. Ik had nét uitgelegd aan een student hoe hij de zuivering van zijn molecuul het beste kon gaan beginnen, wanneer “whiieieieieoooeeoo, whhiiieieiieeeeooeooooeee”. Okee, laat maar. Geen zuivering vandaag. Op naar buiten. Ineens veranderde de toon van het alarm: “pppieieiieieieieeip pieieieieieiep – dit is het veilig signaal – pieieieieieiep”. Oh, toch niet naar buiten. Gelukkig. Kunnen we tóch die zuivering beginnen vandaag, al was een middag vrij natuurlijk ook niet verkeerd geweest. We keren om en gaan weer aan het werk. Alsof er niets gebeurd is. Het alarm hoort er gewoon een beetje bij.
’s Middags komt een collega nog het kantoor binnen. “Hebben jullie al gehoord, waarom het alarm afging vanmorgen?” Nee! Vertel! Ze wordt een beetje rood. “Ik had de autoclaaf geopend terwijl hij nog niet afgekoeld was, dus er kwam een beetje stoom uit. Of eigenlijk best heel veel stoom, waardoor de rookmelder af ging. Voor ik het wist kwamen er van alle kanten brandweermannen aangerend!” We moeten er allemaal vreselijk om lachen. Vals alarm dus. Gelukkig maar.