Tijdens het derde Drongofestival voor meertaligheid in september was er een speciaal podium voor het Afrikaans. Adriaan van Dis ging in gesprek met de Afrikaanse schrijver Kirby van der Merwe en taalwetenschapper Pieter Muysken. Ze blikten terug op de geschiedenis en keken vooruit naar de toekomst van het Afrikaans. Niet geheel toevallig tijdens de Week van de Afrikaanse roman.
Hoewel het Afrikaans veel op het Nederlands lijkt, zijn de sprekers vanmiddag toch gevraagd om een gesprek te voeren in het Engels. Dat dit volgens schrijver Van der Merwe tekenend is voor de positie van het huidige Afrikaans, zal later in het gesprek blijken. Maar eerst komt de geschiedenis van het Afrikaans aan bod. Tegenwoordig wordt daar genuanceerder over gedacht dan vroeger. Maar dat heeft ook met ideologie te maken: tijdens de apartheid werd het Afrikaans vooral gezien als een witte taal.
Van Dis vat het in zijn inleiding als volgt samen: “Toen ik begon met het lezen van Afrikaans, werd het beschouwd als een mix van Nederlandse dialecten. Het had niks van doen met de kleurenrijkdom van Afrika. Zelfs de dubbele ontkenning – ik het nie geweet nie – zou afkomstig zijn uit het Belgische Aarschot. Want ja, op de bemanningslijst van Jan van Riebeeck – de Nederlandse stichter van de eerste VOC-handelspost in Zuid-Afrika – stonden twee mannen uit Aarschot.”
Verschillende invloeden
Daar denken taalwetenschappers nu heel anders over, zegt Pieter Muysken, hoogleraar Algemene Taalwetenschap in Nijmegen. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar creooltalen. Creooltalen ontstaan als bevolkingsgroepen met verschillende moedertalen met elkaar in contact komen. Ook in het Afrikaans komen meerdere talen samen, stelt de hoogleraar.
De eerste Nederlandse taalkundige die dit idee opperde was zijn vriend en collega Hans den Besten (1948-2010): “Hij vond allerlei elementen in het Afrikaans die geen Nederlandse herkomst hadden. In plaats daarvan waren ze te herleiden tot het Khoikhoi, de taal van de originele inheemse bevolking, maar ook tot het Portugees Creools en het Kaaps Maleis. Ten tijde van de apartheid waren deze ideeën niet populair.” Toch zijn ze goed te verklaren uit de geschiedenis van de Westkaap, de bakermat van het Afrikaans, aldus Muysken.
Europese handelspost
Aan de Kaap de Goede hoop stichtte Jan van Riebeeck in 1652 de eerste Europese handelspost in opdracht van de VOC. Fort de Goede Hoop en Fort Duijnhoop waren de eerste Nederlandse nederzettingen. Samen met 90 kolonisten legde Van Riebeeck tuinen aan om groente en fruit te verbouwen voor de bemanning van de VOC-schepen. Met de lokale Khoikhoi – door de Nederlanders aangeduid als Hottentotten – werd kleinschalig handel gedreven.
Na de Nederlandse kolonisten volgden ook Franse en Duitse immigranten. Maar de bevolking werd ook diverser doordat er slaven werden geïmporteerd uit verschillende delen van Azië, zoals Indonesië en Sri Lanka. Een aantal van hen sprak onderling Portugees Creools. Het Portugees in deze taal kwam van een andere kolonisator: Portugal. Veel creooltalen zijn ontstaan in de tijd van de kolonisatie.
Lingua franca
Het Nederlands diende op de Westkaap als lingua franca. Voor de meeste sprekers was het niet de moedertaal, maar een tweede taal. Vandaar dat het Nederlands sterk vereenvoudigd werd. Dat zie je bijvoorbeeld aan de werkwoorden die in het Afrikaans niet verbogen worden. In plaats van de verleden tijd gebruikt men het voltooid deelwoord: Ek het dit gebreek betekent zowel ik brak dit als ik heb dit gebroken.
Overigens is deze vereenvoudiging minder sterk dan bij de meeste creooltalen. Taalkundigen noemen het Afrikaans daarom meestal geen creooltaal. Muysken: “Het Afrikaans is een vorm van Nederlands, met daarin een heleboel variëteiten. Meer dan we ooit gedacht hebben.”
Witte taal
Hans den Besten toonde van een aantal grammaticale elementen aan, dat ze vermoedelijk teruggaan op de taal van de inheemse bevolking. Het gebruik van het woordje hulle dat een groepsaanduiding is voor een familie – Anna-hulle ‘zij van Anna’ – herleidde hij tot de taal van de Khoikhoi. Hetzelfde voor de dubbele ontkenning. Maar ook het Portugees Creools en het Kaaps Maleis hebben hun sporen nagelaten.
Toen Den Besten met zijn eerste bevindingen aan kwam zetten, werd er weinig naar hem geluisterd. Dat had voor een groot deel te maken met de heersende ideologie ten tijde van de apartheid. Het Afrikaans was immers een witte taal. “Pas in de jaren ’90, toen er een eind kwam aan de apartheidswetten, werden zijn ideeën serieus genomen,” zegt Muysken.
Bedreigde taal?
En hoe is het gesteld met de toekomst van het Afrikaans? Van Dis legt deze vraag voor aan Kirby van der Merwe, die niet al te optimistisch is. “Steeds meer uitgevers kiezen voor het Engels. En ook Engelstalige scholen rukken op. Toen ik naar school ging sprak daar nog niemand Engels. Als je nu een school kunt vinden waar men Afrikaans spreekt, is het een uitzondering.” Van der Merwe vreest voor de toekomst van de taal die hem zo nauw aan het hart ligt, en waarin hij nog steeds schrijft.
Muysken denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen. Natuurlijk neemt het gebruik van het Engels wereldwijd toe. “Maar,” stelt de hoogleraar: “Dit zijn heen en weer gaande bewegingen. De ervaring leert dat andere talen dan het Engels soms tijdelijk minder gebruikt worden, maar vervolgens toch weer in de lift zitten.” Ook wijst Muysken op de grote hoeveelheid variëteiten die er bestaan in het huidige Afrikaans. “Dit is een teken van vitaliteit, kijk maar naar het Engels. Dat profiteert ook van zijn diversiteit.”