Afasie is een taalstoornis die het gevolg is van een hersenbeschadiging. Hierbij kunnen verschillende taalproblemen op treden, zoals het verwisselen van klanken, taalbegripsproblemen of woordvindingsmoeilijkheden. Hieronder worden een aantal symptomen en de meest voorkomende soorten afasie besproken.
Het overkomt iedereen wel eens: je bent iets aan het vertellen en plotseling kun je niet meer op een bepaald woord komen. Heel vervelend. Of wat ook voorkomt: je zegt per ongeluk een ander woord dan je eigenlijk wilde zeggen… Bekende verschijnselen, al hebben de meeste mensen er niet vaak last van. Dat is anders voor mensen met afasie, die gebruiken soms in elke zin een ander woord dan ze eigenlijk bedoelen, of ze moeten voortdurend naar woorden zoeken. Ook kan het voorkomen dat ze moeite hebben om te begrijpen wat andere mensen zeggen of dat ze niet meer goed kunnen lezen en schrijven.
Onzinwoorden
Afasie is het gevolg van een beschadiging aan de hersenen door bijvoorbeeld een hersenbloeding of een herseninfarct, ook wel een beroerte genoemd (in het Engels stroke; de officiële term is CVA, voor Cerebro Vasculair Accident: een ongeluk in een bloedvat van de hersenen). Of iemand door een hersenbeschadiging afasie krijgt en hoe ernstig die afasie is, hangt af van de plaats en de ernst van de beschadiging.
Een hersenbeschadiging kan tot verschillende taalproblemen leiden. Hierboven werden al de woordvindingsproblemen, taalbegripsproblemen en fouten met woorden (ook wel: parafasieën, uit het Grieks: para_=ernaast en _fasie_=spreken) genoemd. Ook kunnen problemen met de grammatica ontstaan, zodat iemand in een soort telegramstijl praat. Mensen met een heel ernstige vorm van afasie kunnen soms helemaal niet meer spreken, of kunnen alleen onzinwoorden zeggen, zoals ‘hoedi’ of ‘pom’. De taalproblemen of symptomen die bij afasie optreden, zijn bij ieder mens anders. Maar omdat bepaalde symptomen vaak tegelijkertijd voorkomen, onderscheiden we toch een aantal soorten afasie. De bekendste zijn _afasie van Broca en afasie van Wernicke, genoemd naar twee neurologen uit de 19e eeuw.
Broca en Wernicke
Paul Broca legde een verband tussen een beschadiging aan de hersenen en problemen in de taalproductie. Hij beschreef een patiënt, Monsieur Tan (die zo genoemd werd, omdat hij bijna alleen nog maar ‘tan tan’ kon zeggen), die volgens Broca nog goed begreep wat tegen hem gezegd werd, maar die niet meer goed kon spreken. Na het overlijden van Monsieur Tan, onderzocht Broca zijn hersenen en vond een grote beschadiging aan de voorzijde van de linker hersenhelft. Later is een deel van dit gebied naar Broca genoemd. Carl Wernicke werd onder andere bekend, omdat hij een relatie legde tussen taalbegripsproblemen en een beschadiging in een meer naar achteren gelegen gedeelte van de linker hersenhelft.
Links Carl Wernicke (1848-1905) en rechts Paul Broca (1824-1880)
Mensen met afasie van Broca hebben vooral problemen met taalproductie. Zij praten met grote moeite en in korte fragmentarische zinnen, waarbij ze vooral inhoudswoorden gebruiken (zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden). Woorden met vooral een grammaticale functie, zoals lidwoorden of voornaamwoorden, laten ze vaak weg. De werkwoorden die ze gebruiken, zijn vaak onvervoegd, of hebben de vorm van een voltooid deelwoord. Vaak zijn er ook problemen bij het begrijpen van complexere zinnen, zoals passieve zinnen (bijvoorbeeld ‘Kim wordt door Peter gekust’, waarbij het probleem is om te bepalen wie nu precies wie kust).
De verschillende problemen die optreden bij de taalproductie van mensen met afasie van Broca worden vaak samengevat onder de noemer ‘agrammatisme’. Die term is misleidend, want hij suggereert dat deze mensen helemaal geen grammatica meer hebben. Dit is in het verleden wel eens gedacht, maar tegenwoordig denken onderzoekers dat de grammatica nog wel aanwezig is, maar dat deze niet meer helemaal bruikbaar is. De hersenen kunnen dan geen grammaticaal complete zinnen meer maken, waardoor iemand terugvalt op een soort telegramstijl.
Ripamide
Mensen met een afasie van Wernicke hebben vooral problemen met het begrijpen van taal. Als je ze 4 afbeeldingen voorlegt, met daarop bijvoorbeeld een geit, paard, koe en een schaap en je vraagt ze het schaap aan te wijzen, dan kan het gebeuren dat ze de geit aanwijzen, of het paard. Dat betekent overigens niet dat ze het woord ‘schaap’ kwijt zijn. Een dag later wijzen ze het misschien wel goed aan, maar verwarren ze bijvoorbeeld ‘trein’ en ‘bus’.
Ook in de taalproductie maken mensen met een afasie van Wernicke vaak fouten, al is deze wel vloeiend. Soms maken ze dezelfde soort woordverwisselingen als bij het begrijpen. Dat noemen we dan een semantische parafasie, dat wil zeggen dat in plaats van het bedoelde woord een ander woord met een zekere betekenisverwantschap gebruikt wordt ( ‘bus’ in plaats van ‘trein’). Ook verwisselen deze mensen vaak klanken of ze laten klanken weg. Dat noemen we dan een fonologische parafasie, een fout op klankniveau ( ‘ripamide’ in plaats van ‘piramide’). Het kan ook zijn dat er zoveel klanken worden verwisseld dat het bedoelde woord helemaal niet meer te herkennen is.
Bij afasie van Wernicke is de grammatica ook niet altijd correct, maar anders dan bij afasie van Broca zijn zinnen juist lang en ingewikkeld, soms zelfs zo dat niet goed te bepalen is waar de ene zin begint en de andere ophoudt (dat noemen we zinsverstrengeling).
Het gebied van Broca in de linker frontaalkwab en het gebied van Wernicke in de linker temporaalkwab.
Leeg taalgebruik
Er zijn nog meer vormen van afasie, die minder bekend zijn. Conductie-afasie bijvoorbeeld, waarbij vooral problemen met het nazeggen van woorden optreden. Mensen met conductie-afasie spreken over het algemeen vloeiend en in grammaticaal correcte zinnen, maar maken veel fouten met klanken. Ze zijn zich erg van deze fouten bewust en proberen deze ook te verbeteren, wat niet altijd lukt.
Bij amnestische afasie vallen vooral de ernstige woordvindingsmoeilijkheden op. Soms maken mensen met deze vorm van afasie ook fouten met de woorden die ze produceren, of ze blijven hangen op zoek naar het juiste woord dat soms op het puntje van hun tong lijkt te liggen. Sommige mensen gebruiken in plaats van de gezochte woorden, woorden met een meer algemene betekenis, zoals ‘doen’, ‘ding’, of nog vager ‘hoe heet dat’ en ‘u weet wel’. Als iemand dat vaak doet, dan spreken we van ‘leeg taalgebruik’. Het taalgebruik klinkt dan misschien nog wel vloeiend en het is ook grammaticaal, maar op deze manier wordt natuurlijk erg weinig informatie overgedragen.
Stereotype
Een andere en zeer ernstige vorm van afasie is globale afasie, die relatief vaak voorkomt. Mensen met globale afasie hebben zowel met het begrijpen als met het produceren van taal grote problemen. Vaak blijft de taalproductie beperkt tot een paar losse woorden, of een paar zogenaamde stereotype uitdrukkingen, zoals ‘goeiemorgen’, ‘hoe gaat het’ en ‘ik weet niet’. Tenslotte zijn er veel mensen met afasie die niet in een van de verschillende vakjes te stoppen zijn. Bij de vaststelling van afasie, onderzoekt de logopedist daarom eerst de verschillende symptomen, voordat hij tot behandeling overgaat.
Er wordt veel onderzoek gedaan naar afasie. Dat is nodig voor een beter begrip van de taalstoornissen en de mogelijkheid tot behandeling ervan. Daarnaast zijn veel taalwetenschappers geïnteresseerd in afasie, omdat de taalstoornis ons een kijkje geeft in het menselijke taalsysteem en de relatie tussen taal en de hersenen.