Rioolwateronderzoek wijst uit dat het aantal coronabesmettingen in Amsterdam vorige week een stuk hoger lag dan de week daarvoor. In Utrecht en Den Haag zakte de besmettingsgraad juist een beetje. Maar wat betekent dat eigenlijk?
—
In Amsterdam is de concentratie van coronavirusresten in het riool in één week toegenomen met een factor 10. Dat blijkt uit metingen van het wateronderzoeksinstituut KWR. Op woensdag 10 juni bevatte het rioolwater ruim 40 virus-gen-deeltjes (stukjes RNA van het coronavirus) per milliliter, terwijl de concentratie een week eerder slechts 4 deeltjes per milliliter bedroeg.
De eerste keer dat de virusconcentratie in het Amsterdamse riool deze hoogte bereikte, was in de eerste helft van maart, en telde Amsterdam tussen 10 en 20 vastgestelde besmettingen. Dat was een paar dagen voor de lockdown werd afgekondigd, en een week voor de toespraak van Rutte tot het Nederlandse volk. Zo snel kan het dus gaan.
Toch hoeft dit niet te betekenen dat de gevreesde ‘tweede golf’ nu begonnen is, zegt microbioloog Gertjan Medema van het wateronderzoeksinstituut KWR. Onderzoekers van KWR meten de concentratie aan stukjes RNA van het coronavirus in het rioolwater op zeven plekken in Nederland, en de stijging treedt niet overal op.
“In Amsterdam en Amersfoort gaat de trend omhoog”, zegt Medema. “Maar in Utrecht en Den Haag is de concentratie juist naar beneden gegaan, in Tilburg is het min of meer constant gebleven, en op Terschelling treffen we het virus helemaal niet meer aan.” Op Schiphol, waar het aantal reizigers varieerde, schommelde de gendeeltjes-concentratie de afgelopen weken sterk.
Bovendien is de virusconcentratie niet eenduidig naar het aantal besmette personen te vertalen. “Het is duidelijk dat het virus in Amsterdam nu meer rondwaart dan een week eerder”, zegt Medema. “Maar dat de virusconcentratie in het afvalwater een factor 10 hoger is, zegt niet automatisch dat er tien keer meer mensen besmet zijn.”
Beproefde methode
De hoeveelheid virus die een besmette persoon uitscheidt is per individu verschillend, en hangt waarschijnlijk ook af van de hevigheid van de ziekteverschijnselen, legt Medema uit. Datzelfde geldt voor de periode waarin iemand virusdeeltjes in het riool blijft lozen.
Het wordt beaamd door veld-epidemioloog en microbioloog Amrish Baidjoe van de London School of Hygiene and Tropical Medicine en het ICRC (International Comittee of the Red Cross) in Genève, die zelf niet bij dit Nederlandse onderzoek betrokken was.
“Rioolwateronderzoek is een beproefde methode om de aanwezigheid van sommige virussen vast te stellen”, zegt Baidjoe. “We zetten het ook wel in op plekken waar individueel testen te lastig of te duur is, zoals in vluchtelingenkampen.” Zo is de methode in Roemenië wel eens gebruikt voor de zoektocht naar sporadische gevallen van polio, in delen van de bevolking waar de vaccinatiegraad laag is en het risico dus hoog.
Voor het bepalen van het aantal mensen dat besmet is, leent de methode zich echter minder goed, vertelt Baidjoe. “De orde van grootte kan je heel misschien wel bepalen – dus of het om slechts enkele of duizenden mensen gaat. Maar daarmee houdt het wel ongeveer op.”
De hoeveelheid virus in de ontlasting kan per individu verschillen van 100 deeltjes tot meer dan een miljard, legt hij uit, dat is mede afhankelijk van de fase van de infectie. Bovendien kunnen ook mensen die alweer beter zijn nog (inactieve) virusdeeltjes verspreiden. Baidjoe: “Het is dus buitengewoon lastig om een verband te leggen tussen wat je meet en hoe dat zich verhoudt tot het werkelijke aantal gevallen.”
“Wij kijken daarom vooral naar trends in de concentratie”, reageert Medema. “Die laten hetzelfde zien als trends in besmettingen en ziekenhuisopnames.” Dat beeld rijst ook op uit onderzoek in andere landen in Europa en de Verenigde Staten.
Meldingen bij de GGD
Het rioolwateronderzoek lijkt vooral geschikt als vroeg waarschuwingssysteem voor corona-uitbraken – als er tenminste vaak gemeten en snel geanalyseerd wordt. De methode is gevoelig en snel, en kan het virus al opsporen voor mensen last krijgen van ziekteverschijnselen.
Voordeel is bovendien dat de methode niet alleen de covid-19-patiënten meet die zich voor een test hebben aangemeld, zegt medisch viroloog Mariet Feltkamp van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) – ook zij is zelf niet betrokken bij het rioolonderzoek in Nederland. “Mensen gaan pas naar een teststraat als ze symptomen hebben”, zegt Feltkamp, “maar iedereen gaat voortdurend de wc. Dat lijkt me de belangrijkste toegevoegde waarde van deze methode.”
Wie naar het aantal door de GGD’s vastgestelde besmettingen kijkt, krijgt inderdaad een net wat ander beeld dan uit het rioolonderzoek komt rollen. De website van het RIVM – dat rekent met tijdsintervallen van twee weken – laat na 3 juni een stijging zien in Amsterdam (van 95 naar 203 besmettingen), Amersfoort (van 7 naar 8 besmettingen) en Den Haag (van 164 naar 180). In Utrecht en Tilburg zakte het aantal vastgestelde besmettingen, respectievelijk van 129 naar 113 en van 44 naar 31, en op Terschelling bleef het ongewijzigd – namelijk 0.
De stijgingen zijn logisch, zegt Feltkamp, en zeggen maar weinig over het werkelijke aantal geïnfecteerden. “Vanaf 1 juni zijn we veel meer gaan testen – nationaal gezien ongeveer twee keer zo veel als daarvoor.” Voor de dalingen in Utrecht en Tilburg heeft Feltkamp niet zo snel een verklaring. “Maar bedenk wel dat we wat het aantal ziektegevallen betreft op dit moment echt laag zitten. Dan hebben toevallige schommelingen meteen veel invloed, in beide onderzoeksmethoden”, zegt Feltkamp.
Zorgen?
“In feite heb je met de GGD-testen en onze rioolwateranalyses dus twee imperfecte methoden te pakken”, vat Medema het probleem samen.
Maar toch.
Intussen komt Amsterdam in beide methoden op een ruime stijging van het aantal geïnfecteerden uit. Wat betekent dat? Zijn Amsterdammers minder voorzichtig dan de mensen in Utrecht? Is het er krapper, dus sneller te druk? Heeft de anti-racisme-demonstratie op de Dam tot extra besmettingen geleid?
Ook dat vertellen de cijfers er niet bij, zegt Medema – al denkt hij dat de resultaten waarschijnlijk niet toe te schrijven zijn aan de demonstratie op de Dam. “Je weet helemaal niet of al die mensen uit Amsterdam kwamen.”
Daar komt bij dat zich tot nu toe nog niemand heeft gemeld die na de demonstratie ziek is geworden, zoals Het Parool deze week nog schreef, en dat de kans op een uitbraak door de demonstratie toch al klein was, zoals de Volkskrant eerder uitlegde.
Al met al is de belangrijkste vraag natuurlijk wanneer we ons zorgen moeten gaan maken of (beter nog) nieuwe maatregelen moeten nemen. Wanneer kijken we naar het begin van een lokale oplaaiing van het virus – die dan heel snel kan gaan – en wanneer slechts naar wat toevallige schommelingen? Wanneer moeten we ingrijpen?
Medema: “Dat weten we simpelweg nog niet. Maar ik heb de resultaten toch maar doorgestuurd naar het RIVM en de GGD.”