De aanslagpleger in het Duitse Hanau had rechts-extremistische ideeën, maar leek ook flink verward te zijn. Ook moslimextremisten kampen nogal eens met psychische problemen. Volgens terrorisme-expert Jelle van Buuren gaan radicalisering en psychiatrische problematiek soms hand in hand.
De Duitse Tobias R. schoot onlangs in het plaatsje Hanau negen bezoekers van twee shishalounges dood en verwondde tientallen mensen. Enerzijds hing Tobias R. overduidelijk rechts-extremistisch gedachtengoed aan, zoals bijvoorbeeld blijkt uit diverse posts op internet. Maar hij leek ook flink in de war te zijn. Zo had hij eerder tevergeefs aangifte gedaan bij de Duitse politie van een ‘onbekende geheime dienst’ die ‘in de hersenen van mensen dringt’ om ‘wereldgebeurtenissen te controleren’. Ook doodde hij zijn eigen moeder.
Tobias R. is daarmee geen uitzondering. Het komt veel vaker voor dat eenlingen die een aanslag plegen weliswaar bepaalde extremistische ideeën aanhangen, maar ook psychisch verward lijken te zijn. Zo stak de Syriër Malek F. op 5 mei 2018 op het Johanna Westerdijkplein in Den Haag drie mensen neer, waarbij hij ‘Allah is groot’ riep. Ondanks dat oordeelde de rechtbank uiteindelijk dat Malek ten tijde van zijn daad geen terrorist is, maar ontoerekeningsvatbaar was door een psychose.
Wat betekent die mengeling van radicalisering en psychische problematiek voor de bestrijding van terrorisme? En hoe komt het dat het hebben van psychische problematiek en het aanhangen van extremistisch gedachtengoed soms hand in hand gaan? Terrorisme-expert Jelle van Buuren van de Universiteit Leiden vertelt erover.
Als we de dader van de aanslag in Hanau onder de loep nemen, zien we iemand die behoorlijk verward lijkt. Was er wat dat betreft wel sprake van een ‘echte’ terrorist, of eerder een psychiatrisch patiënt die veel eerder tegen zichzelf in bescherming genomen had moeten worden?
“Bij eenlingen die een aanslag pleegden en daarbij gedreven leken te zijn door meerdere grieven en motieven, kun je dat niet zo makkelijk vaststellen. Sterker nog, we moeten ervoor oppassen iemand te snel in een hokje te willen stoppen, ofwel in die van verwarde persoon, ofwel in die van terrorist of in die van gewone geweldpleger. Je kunt anders bepaalde zaken missen. Tobias R. leek zeker rechts-extremistische ideeën te hebben, maar tevens te lijden aan persoonlijke paranoia, zoals het idee dat geheime diensten hem afluisterden en zijn ideeën stalen. Maar ook politieke paranoia speelde een rol. Zo hield hij er allerlei theorieën op na waarin geheime regeringen allerlei duistere zaken ondernamen en meende hij dat de V.S. op een geheime plek allerlei mensen hadden vastgezet. Voor zover we het nu kunnen bezien, voerden extreme, racistische ideeën en psychiatrische problematiek een hoofdrol, waartussen ook nog eens een geloof in samenzweringscomplotten vervlochten was.”
Ook bij terrorisme uit de extreem-islamitische hoek zien we nogal eens dat de daders kampten met psychiatrische problemen of daar in verleden voor behandeld werden. Waarom trekken extremistische bewegingen nogal eens mensen met psychiatrische problematiek aan?
“Als je niet lekker in je vel zit of met het leven worstelt, kunnen extremistische ideeën houvast bieden. Zeker als organisaties die ideeën zo neerzetten dat jij er een sterke identiteit door krijgt en de status van een held. En je voorhouden dat waar jij mee worstelde helemaal niet jouw schuld is, maar het resultaat is van een boze samenleving of samenzwering.”
“Tegelijkertijd komt het ook wel voor dat een schijnbaar terroristische daad toch echt helemaal voortkomt uit iemands persoonlijke psychische problematiek. De aanslag van Malek F. lijkt daarvan een voorbeeld. De rechtbank oordeelde hem ‘ontoerekeningsvatbaar’, omdat hij psychotisch was ten tijde van zijn daad. Zo zouden onder meer een grote vogel en duivels hem ertoe aangezet hebben te vluchten in extreme religieuze ideeën en willekeurig mensen neer te steken. Hij was kort daarvoor ook onder behandeling in een psychiatrische kliniek die hem, tegen de zin van zijn familie in, daar al relatief snel uit liet vertrekken.”
Tegelijkertijd riep hij bij zijn daad ‘God is groot’. Onder meer daardoor leverde dat vonnis een storm van kritiek op.
“Ja, dat klopt. Maar moslims gebruiken ‘God is groot’ ook wel in andere contexten. In het geval van Malek riep hij het, volgens onderzoek van de rechtbank, omdat hij dacht dat de politie hem dood zou schieten en hij op het punt stond de hemel binnen te gaan.”
Als de GGZ Malek niet zo snel weer had laten gaan, was zijn aanslag wellicht te voorkomen geweest. Maar ook Tobias R. gaf signalen af dat hij er psychisch niet goed aan toe was. De aanklacht die hij bij de Duitse politie indiende liet zien dat hij ver verwijderd was van de werkelijkheid. Ligt een belangrijke sleutel in het voorkomen van gewelddaden door eenlingen wat dat betreft in een betere en meer proactieve psychiatrische zorg?
“Het kan een aanknopingspunt zijn, maar is zeker niet zaligmakend. Niet elke psychose leidt tot geweld, net als dat geldt voor veel andere psychische problemen. En het is al helemaal een zeldzaamheid dat zulk geweld dan ook nog eens gemotiveerd wordt door bepaalde politiek-ideologische of extremistische religieuze ideeën. Bovendien zijn er ook terroristische aanslagen die wél vooral politiek of religieus gemotiveerd zijn, en waarbij veel slachtoffers vallen. Die van Breivik, bijvoorbeeld. Betere psychiatrische zorg is dus geen wondermiddel tegen terroristische aanslagen.”
“Tegelijkertijd kan investeren in een goede geestelijke gezondheidszorg zeker voordelen hebben voor de maatschappij, ook vanuit het oogpunt van geweldvermindering. De harde overheidsbezuinigingen op de GGZ, maar ook bijvoorbeeld jeugdzorg zijn in die zin een risicofactor. Ze hebben geleid tot personeelstekorten en daarmee tijdstekort. Tezamen met geldgebrek leidt dat weer tot wachtlijsten of tot situaties waarin mensen relatief snel weer moeten vertrekken. Dat komt de zorg natuurlijk niet ten goede. Al spelen ook andere zaken een rol. Zo mag je, om overheidsmisbruik te voorkomen, mensen die niet inzien dat ze psychisch ziek zijn, alleen onder dwang opnemen als je kunt aantonen dat ze een gevaar vormen voor zichzelf of anderen. Dat is wettelijk gezien niet altijd even gemakkelijk.”
Uit de kritiek op bijvoorbeeld Twitter op het onschuldig verklaren van Malek bleek dat sommige mensen vreesden dat terroristen psychiatrische problemen kunnen gaan veinzen om zo hun ware aard te verhullen. Hoe sta jij daarin?
“Dat is hoogst onwaarschijnlijk. Allereerst is ontoerekeningsvatbaar verklaard worden bepaald geen garantie voor strafvermindering. Zolang artsen niet geloven dat je beter bent kan je TBS eindeloos verlengd worden. Veel advocaten raden hun cliënten dan ook af in te stemmen met psychiatrisch onderzoek. Daarbij willen mensen die uit politiek-ideologische redenen een aanslag plegen bereiken dat hun zaak aandacht krijgt of dat mensen beseffen hoe machtig de groep waartoe zij zich rekenen is. Als mensen menen dat je je aanslag pleegde in een vlaag van verwarring, valt je boodschap in feite weg, terwijl het daar juist om draait bij terrorisme.”
Toen we het eerder over de drijfveren van Tobias R. hadden, noemde je zijn geloof in complottheorieën tevens als mogelijke oorzaak. Maar de ene complottheorie is de andere niet. Wanneer kunnen samenzweringstheorieën problematisch worden en tot geweld leiden?
“Die kans is het grootst als ze drie elementen bevatten. Namelijk een alarmistische ‘alles of niets’-boodschap en heel sterk wij-zij-denken en dehumanisering van de veronderstelde vijand. Denk hierbij bijvoorbeeld aan complottheorieën dat westelijke ‘kruisvaarders’ de islam willen vernietigen of, aan de rechts-extremistische kant, dat het ‘eigen volk’ dreigt te bezwijken onder de toevloed van buitenlanders. Zulke ideeën kunnen extremisme en geweld voeden, al is het omgekeerd natuurlijk ook zo dat extremistische bewegingen zich graag bedienen van dergelijke theorieën om zich zo legitimiteit te verschaffen. Soms wordt een bepaald complot ook wel door heel verschillende partijen gebruikt, die elkaar juist naar het leven staan. Zo geloven zowel veel rechts-extremisten als islamitisch-extremisten in een joods complot dat de wereld stiekem runt.”
Internet is een belangrijke manier geworden voor extremistische groepen om propaganda te bedrijven. Speelt het internet ook nog op andere manieren terrorisme in de kaart?
“Absoluut. Terrorisme is van alle tijden, net als het gegeven dat mensen in een psychose soms geweld kunnen begaan. Het internet kan die neigingen echter aanwakkeren, al is het maar door het enorme bereik ervan. Zo kan het heel goed zijn dat iemand die een alarmistische boodschap over het een of ander online zet, de oplossing daarvoor zoekt in vreedzame middelen, zoals bijvoorbeeld het stemmen op een bepaalde politieke partij of bidden. Maar het valt niet uit te sluiten dat iemand duizenden kilometers verderop, al dan niet onder invloed van een bepaalde psychiatrische gesteldheid, daar heel anders over denkt als hij die waarschuwing leest of hoort.”
“Daarbij was het voor de komst van internet zo dat je pas lid was van een extreme organisatie als je die eerst bezocht had of je in elk geval wat vertegenwoordigers ervan persoonlijk had ontmoet. De online wereld is veel laagdrempeliger. Met wat muisklikken kun je je al onderdeel voelen van een bepaalde organisatie of beweging. En het gevoel deel uit te maken van een groter geheel is vaak een belangrijke drive voor terroristen, ook zij die ogenschijnlijk alles op eigen houtje doen.”
Is dat de reden dat je eerder bij de NOS aangaf de term lone wolfs liever niet te gebruiken voor eenlingen die aanslagen plegen?
“Inderdaad. Die term suggereert dat ze zich in een soort sociaal vacuüm bevinden. Maar in werkelijkheid maken we allemaal deel uit van de maatschappij en groepen daarin. En sluiten onze motieven aan bij ideeën die deel uitmaken van dat sociale geheel. Dáár moet je dus ook naar kijken als je als overheid terrorisme wilt bestrijden. Hoe beter een regering de eigen samenleving kan lezen en duiden, des te beter ze kan anticiperen op toekomstige vormen van terrorisme.”