Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Waarom leer je op school Standaardnederlands en geen dialect?

Wiesneus

Veel jongeren spreken Nederlands met een regionaal accent of een vorm van dialect. Waarom leer je dat dialect niet op school en wordt het zelfs afgekeurd als je het in de klas gebruikt?

21 juni 2022

Van regels voor werkwoordspelling (‘t kofschip!) tot het kiezen tussen als en dan: op school leer je correct Standaardnederlands. Dat begint al op de basisschool en gaat door op de middelbare school. Daarna wordt in het hoger onderwijs van je verwacht dat je foutloos Nederlands beheerst. Dat is van belang voor je maatschappelijke carrièrekansen: het staat verzorgd en intelligent. Een bekend voorbeeld is de sollicitatiebrief: die moet het liefst in correcte standaardtaal zijn geschreven om jouw felbegeerde baan te krijgen. Niet gek dus dat het onderwijs het als een belangrijke taak ziet om jou daarop voor te bereiden.

Geen standaardtaal

Je vergeet bijna dat er in Nederland lange tijd helemaal geen standaardtaal was. In de middeleeuwen werden dialecten gesproken en pas in de zestiende en zeventiende eeuw ontstond de behoefte aan een algemene eenheidstaal. Taalgeleerden spanden zich in voor het vastleggen van zo’n taal in naslagwerken. Sindsdien vormen de zogenoemde ‘taalnormen’ en ‘taalregels’ de basis voor het Standaardnederlands dat je misschien ook wel kent onder de naam ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’ (ABN). Taalwetenschappers pleiten er echter voor om die naam niet meer te gebruiken. ABN lijkt namelijk te suggereren dat andere vormen van Nederlands niet beschaafd zijn, en dat is allesbehalve waar! (Wil je hier meer over weten? Lees dan bijvoorbeeld dit artikel eens)

Dialecten zijn niet minderwaardig ten opzichte van het Standaardnederlands. Integendeel, ze hebben zelfs een langere historie. Voor veel mensen zijn ze ook een belangrijk onderdeel van het culturele erfgoed van de regio waar ze vandaan komen. En ondanks dat het Standaardnederlands in het onderwijs en de media vaak wordt gezien als het enige correcte Nederlands, zijn de dialecten er nog steeds. Wel krijgen ze het sinds de tweede helft van de twintigste eeuw moeilijker. Steeds minder ouders kiezen ervoor om hun kinderen op te voeden in dialect. Dat heeft te maken met de dominante positie van het Nederlands en de sterke vooroordelen die er zijn. Bijvoorbeeld dat dialectsprekers minder verdienen of dat het spreken van een dialect een nadelige invloed heeft op schoolprestaties. Zie bijvoorbeeld ook de NOS-serie ‘Dealen met je dialect’, hieronder.

]

Dialect buiten de deur

Hoewel taalwetenschappers deze verbanden niet kunnen bewijzen, houdt het huidige onderwijs dialect zoveel mogelijk buiten de deur. Dialecteducatie staat dan ook niet in de zogenoemde ‘kerndoelen’ en ‘eindtermen’ van het huidige nationale curriculum voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Wel moeten leerlingen volgens het Referentiekader Taal weten wat concepten als ‘dialect’, ‘standaardtaal’ en ‘meertaligheid’ betekenen om over taalverschijnselen te kunnen praten. Dat wil niet zeggen dat individuele docenten er nooit méér aandacht aan besteden, maar in het algemeen moeten zij zich houden aan de richtlijnen van het curriculum. Dat curriculum werkt gedurende de hele schooltijd door naar het uiteindelijke eindexamen en moet leerlingen voorbereiden op succesvolle deelname aan de samenleving.

Maar waarom zijn er geen formele kerndoelen voor dialecten? Het verschil tussen dialecten en het Standaardnederlands is grotendeels een statusverschil. Dialecten hebben een volwaardige grammatica en woordenschat, maar ze zijn in tegenstelling tot het Standaardnederlands op politiek niveau niet erkend als officiële taal. De dialecten die voorkomen in het Nedersaksische gebied en in Limburg vormen een uitzondering. Deze ‘streektalen’ zijn wel erkend als zogenoemde ‘regionale talen’ onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Door die erkenning is er in deze gebieden meer aandacht voor streektaaleducatie. Er zijn ook speciale afdelingen Nedersaksisch en Limburgs bij de Vereniging Levende Talen die zich hiervoor inzetten.

‘En hoe zit het dan met het Fries?’ denk je misschien. Het Fries is geen dialect maar een officiële rijkstaal naast het Nederlands. Er is ook een ‘Algemeen Fries’ binnen het onderwijs. Daarnaast spreken mensen in Friesland natuurlijk ook lokale dialecten die niet op die manier aan bod komen. Net als in de overige provincies hangt de aandacht die er voor dialect is vooral af van de docent zelf. Bovendien zijn er in diverse provincies erfgoedinstellingen, lokale dialectverenigingen of enthousiaste vrijwilligers die onderwijsmateriaal maken rondom dialecten.

In 2021 heb ik aan de hand van een vragenlijst onder docenten onderzocht in hoeverre zij dit soort materialen ook daadwerkelijk gebruiken. De uitkomsten waren niet zo rooskleurig. Ondanks dat de meeste docenten er welwillend tegenover staan, zijn ze niet of nauwelijks bekend met lokale initiatieven om aandacht te besteden aan dialect in het onderwijs.

Patat of friet

En dat is best zonde. Dat een correcte beheersing van de standaardtaal heel belangrijk is, neemt immers niet weg dat er in het schoolvak ook aandacht mag zijn voor variaties op die standaardtaal. Hoe komt het dat niet iedereen precies volgens de standaardnormen spreekt? Waarschijnlijk raad je zelf ook vrij gemakkelijk de afkomst van sprekers. Als je een spreker hoort met een ‘zachte g’ dan is de kans groot dat die uit het zuiden van het land komt. En iemand die ‘patat’ zegt in plaats van ‘friet’ is vermoedelijk juist afkomstig van boven de grote rivieren. Waar komen die verschillen precies vandaan en hoe verklaren we ze? Dat soort vragen komen in het huidige onderwijs niet zo vaak aan bod.

]

Zelf heb ik op school gezeten in Eindhoven. Regelmatig gebruikte ik of een van mijn klasgenoten een zinnetje als ‘ik heb geen boeken bij’. De docent corrigeerde dat dan: ‘correct is ik heb geen boeken bij ME’. Pas toen ik Nederlands ging studeren, kwam ik erachter dat het weglaten van het wederkerend voornaamwoord typisch is voor de regio waar ik vandaan kom. En om te ontdekken dat een zinnetje als ‘ik ben aangereden’ niet altijd wordt geïnterpreteerd als ‘ik ben vertrokken’ had ik de geschrokken reacties van mensen uit andere provincies nodig.

‘Ik ben net aangereden’, reactie van Brabanders vs de rest van Nederland

Juist dit soort taalverschillen zijn heel interessant om vaker te bespreken in het onderwijs (in plaats van ze af te wijzen als ‘fouten’), omdat ze ons meer leren over hoe taalgebruik binnen de samenleving precies in elkaar steekt. Dat er méér is dan het Standaardnederlands. Maar voordat het zover is moeten we nog even geduld hebben. Momenteel werkt een commissie aan nieuwe examenprogramma’s Nederlands. Over een aantal jaren zien we de resultaten daarvan terug in de schoolboeken!

ReactiesReageer