Gebaren met je kind is een trend onder jonge ouders. Tientallen bedrijven bieden trainingen, boeken en apps aan waarmee ouders kunnen leren communiceren met hun baby door middel van gebaren. Ook in de kinderopvang is de populariteit terug te zien in het aanbod van babygebarenprogramma’s. Voorstanders van babygebaren beweren dat het de taal- en cognitieve ontwikkeling van een kind versterkt. Maar de wetenschappelijke onderbouwing is vooralsnog zwak.
Spreken vraagt om een complexe coördinatie van de articulatiespieren. Het duurt even voor een kind deze fijne motoriek beheerst: het eerste woordje klinkt meestal rond twaalf tot achttien maanden. De ontwikkeling van de grovere motoriek begint al veel eerder. Lang voordat ze kunnen spreken, hebben baby’s al enige controle over hun handen, armen en de rest van hun lichaam. Een baby zou al vanaf zes tot acht maanden kunnen leren om te communiceren met zijn handen, daadwerkelijk spreken is dan nog te moeilijk.
Eenvoudige gebaren
In 1980 schreven de Amerikaanse ontwikkelingspsychologen Linda Acredolo en Susan Goodwyn als eersten over baby’s die communiceerden met eenvoudige gebaren voordat ze in staat waren om woorden te gebruiken. Sindsdien zijn er veel boeken en trainingsprogramma’s over babygebaren verschenen.
De ‘babyvriendelijke gebaren’ zijn doorgaans afgeleid van echte gebarentalen zoals de Nederlandse of Britse Gebarentaal. In tegenstelling tot deze talen vormen de babygebaren geen echte taal, want het systeem kent geen grammaticale regels. Het biedt alleen een set van eenvoudige gebaren voor veelvoorkomende voorwerpen, acties en gevoelens, zoals ‘mama’, ‘blij’ en ‘eten’. Jonge kinderen blijken inderdaad in staat deze gebaren te leren en ze ook in het dagelijks leven te gebruiken. De babygebaren verrijken en vereenvoudigen de interactie tussen ouders en kind: het is fijn om te kunnen begrijpen wat je baby wil.
Een van de redenen om aan te nemen dat gebaren de communicatie en taalontwikkeling van kinderen ten goede zou komen, is het natuurlijke gebruik van gebaren. Kinderen gebruiken doorgaans twee soorten gebaren: wijzen en symbolische gebaren. Symbolische gebaren verwijzen naar veelvoorkomende acties en voorwerpen. Zo staat een naar de mond gebrachte hand voor ‘eten’ en wapperen met de handen voor ‘vogel’. Kinderen leren zulke symbolische gebaren vanzelf en gebruiken ze om hun wensen en gedachten kenbaar te maken. Meestal gebeurt dit voordat het kind zijn eerste woordjes zegt, maar we blijven onze spraak de rest van ons leven ondersteunen met gebaren.
Effecten niet blijvend
Commerciële partijen beweren echter vaak dat babygebaren je baby ook slimmer maken, de cognitieve ontwikkeling stimuleren, het IQ doen toenemen, de taalvaardigheid verbeteren en zelfs het aantal driftbuien doen afnemen. Als bewijs voor deze voordelen verwijzen ze op hun websites echter naar literatuur die voor negentig procent bestaat uit opiniestukken zonder data die de beweringen kunnen staven.
In 2014 verscheen in het tijdschrift First Language een overzichtsartikel waarin de auteurs de resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar de voordelen van babygebaren samenvatten. Ondanks de grote belangstelling voor babygebaren bleek wetenschappelijk onderzoek naar het onderwerp schaars.
De positieve effecten van babygebaren, voor zover deze al bestaan, zijn in ieder geval niet blijvend. Slechts een zeer klein aantal experimentele studies heeft aangetoond dat het taalbegrip en de taalproductie beter zijn onder kinderen die gebaren. Deze effecten, meestal gemeten als het aantal woorden dat een kind begrijpt en produceert, zijn vanaf 24 maanden niet meer aanwezig.
Vanaf de tweede verjaardag is er dus geen verschil meer te vinden tussen kinderen die als baby gebaren hebben leren maken en een controlegroep. Naar andere effecten die vaak genoemd worden in advertenties, zoals het aantal driftbuien of de leesvaardigheid, is zelfs nog nooit goed wetenschappelijk onderzoek gedaan.
Neurobiologische link
Tot nu toe laten wetenschappelijke studies weinig of geen effecten zien van gebaren op de taalontwikkeling van kinderen. Maar moderne hersenscantechnieken bieden kansen om de link tussen gebaren en taal opnieuw onder de loep te nemen. Dergelijk onderzoek staat nog in de kinderschoenen.
Het is nog niet duidelijk hoe het menselijk brein betekenis aan een gebaar verbindt en het vermogen om te communiceren met gebaren mogelijk maakt. Zijn dezelfde hersenstructuren betrokken bij het gebaren als bij taal?
Uit onderzoek blijkt dat de mechanismen op zijn minst met elkaar verweven zijn. Hersengebiedjes die betrokken zijn bij het begrijpen van spraak zijn bijvoorbeeld ook actief bij het zien van gebaren. Dit suggereert dat er een wezenlijke link is tussen gebaren en taal in onze hersenen. Het lijkt daarom aannemelijk dat er een neurobiologische verband is tussen gebaren en taalontwikkeling.
Positieve interactie
Tot nu toe is er dus geen wetenschappelijke onderbouwing voor de bewering dat gebaren de taalvaardigheid of andere cognitieve vermogens van een kind blijvend verbeteren. Kwaad zullen de babygebaren echter ook niet kunnen: er zijn geen negatieve effecten bekend van babygebarenprogramma’s op de ontwikkeling van kinderen. Er is dus geen reden om ouders te ontmoedigen hun baby gebaren te leren. Babygebaren kunnen juist een leuk spelletje zijn dat bijdraagt aan een positieve interactie binnen de familie.
Uit toekomstig onderzoek moet blijken of gebaren de taalontwikkeling ook daadwerkelijk ondersteunen. Maar echt slimmer wordt je kind er op de lange termijn niet van. Houd dat dus in je achterhoofd als je je geld uitgeeft aan nog meer dure apps.