Welke Nederlandse woorden zijn volgens u in de meeste andere talen terechtgekomen, vroeg Nicoline van der Sijs in het septembernummer van Onze Taal. In deze aflevering van ‘Etymologica’ de reacties – én de juiste antwoorden.
Het wordt nog weleens vergeten, maar het Nederlands léént niet alleen uit andere talen, maar leent ook úít. Aardig wat Nederlandse woorden zijn op die manier in vreemde talen terechtgekomen. De afgelopen jaren ben ik, geholpen door meer dan vijftig stagiairs en vrijwilligers, nagegaan om welke woorden het precies gaat, en om welke talen. Deze maand verschijnt het resultaat daarvan in boekvorm, onder de titel Nederlandse woorden wereldwijd. Ter gelegenheid daarvan schreven we een heuse prijsvraag uit: in het septembernummer van Onze Taal vroeg ik u wat volgens u de vijf meest uitgeleende Nederlandse woorden zijn.
Wat meteen opviel, is dat de meeste inzenders bij Nederlandse uitleenwoorden in de eerste plaats denken aan scheepstermen. Over de vraag wélk maritiem woord dan het meest uitgeleend is, bestaat echter geen unanimiteit: de inzenders noemden veelal verschíllende woorden, zoals admiraal, ansjovis, bakboord, ballast, boei, dek, dok, haven, jacht, jol, kiel, mast, matroos, schipper, schoener en stuurboord. Al deze woorden zijn inderdaad uitgeleend aan andere talen, maar ze behoren niet tot de top-vijf. De reden daarvoor is dat ze voornamelijk in Europese talen zijn terechtgekomen; de meest uitgeleende Nederlandse woorden reikten verder, tot op andere continenten.
138 Talen
In Nederlandse woorden wereldwijd zijn Nederlandse leenwoorden verzameld die zich in 138 verschillende talen hebben genesteld: 40 in Europa, 12 in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, 17 in Afrika ten zuiden van de Sahara, 42 in Azië en Oceanië, 9 in Noord-Amerika en 18 in Zuid-Amerika en het Caribische gebied. Het is trouwens beslist niet zo dat er alleen in déze 138 talen Nederlandse woorden voorkomen, en niet in de andere talen die er op de wereld bestaan. Het standaardwerk Ethnologue. Languages of the World vermeldt in totaal maar liefst 6909 levende talen waarvan het bestaan bekend is, maar daarvan zijn er vele nog niet of slechts zeer beperkt beschreven, dus we weten eenvoudigweg niet of deze Nederlandse woorden hebben overgenomen. Gezien de geïsoleerde positie van de meeste niet-beschreven talen is dat trouwens niet zo waarschijnlijk.
In Nederlandse woorden wereldwijd is getracht alle talen op te nemen waarvan in ieder geval verondersteld mag worden dat ze rechtstreeks Nederlandse woorden hebben overgenomen, maar zelfs dat is niet helemaal gelukt. In Suriname bijvoorbeeld worden meer dan twintig talen gesproken, die ongetwijfeld allemaal Nederlandse invloed hebben ondergaan. Daarvan is echter slechts de helft in het boek vertegenwoordigd, simpelweg omdat er geen informatie is over de andere talen.
Water
In totaal hebben we tot nu toe 17.560 Nederlandse woorden gevonden die aan een of meer van de 138 talen zijn uitgeleend. Er zijn – ik zou haast zeggen uiteraard – geen woorden gevonden die in álle 138 talen terechtgekomen zijn. Maar welke scoren het hoogst? Lezers van Onze Taal dachten na de scheepvaartwoorden aan termen op het gebied van watermanagement – zoals dat wordt genoemd sinds Willem-Alexander zich ermee bezighoudt. Vooral dijk en polder werden veel genoemd. Uit de kaart hieronder blijkt dat dijk door 14 talen is overgenomen, voornamelijk in Europa. Maar dijk is veel minder verbreid dan dam, dat echter door niemand van de Onze Taal??-lezers is genoemd. ??Dam is 26 keer uitgeleend en komt behalve in Europese talen ook voor in bijvoorbeeld het Papiaments, het Sranantongo en het Indonesisch. Polder, de tweede watermanagementterm die door ??Onze Taal??-lezers werd genoemd, is zelfs 36 keer uitgeleend. Hoewel dat een hoog aantal is, moet hierbij worden bedacht dat het woord in de meeste talen een exotisme is: het wordt uitsluitend gebruikt ter aanduiding van een zaak die kenmerkend is voor de Nederlandse cultuur; het is typisch een woordenboekwoord, dat in een vreemde taal zelden in het wild wordt aangetroffen.
Polder en dijk zijn dus, net zomin als maritieme termen, de meest uitgeleende woorden. Maar welke zijn dat dan wel? Slechts twee lezers van Onze Taal hebben het Nederlandse woord genoemd dat met stip op nummer één staat. Dat is baas, dat 57 keer is uitgeleend. Daar moet overigens wel een kleine relativering bij worden aangebracht, want lang niet alle talen hebben het woord rechtstreeks ontleend aan het Nederlands. Diverse talen hebben het in de Amerikaans-Engelse vorm boss leren kennen, en sommige talen hebben zowel het Nederlandse woord baas als het Amerikaans-Engelse woord boss geleend; daarom is het woord strikt genomen niet aan 57 verschillende talen uitgeleend, maar ‘slechts’ aan 47.
Huis-tuin-en-keukenwoorden
Waarom is uitgerekend baas het meest uitgeleend? We moeten wel concluderen dat Nederlanders en Vlamingenoveral de baas spelen. De hoge frequentie van baas zal ook wel samenhangen met het feit dat baas niet alleen een beroepsaanduiding is, maar ook een aanspreekvorm: dergelijke aanspreekvormen worden gemakkelijk in vreemde talen overgenomen.
Wat de meest uitgeleende woorden na baas zijn, is in het onderstaande overzicht vermeld.
Nederlandse uitleenwoorden | Aantal talen waaraan uitgeleend |
---|---|
1. baas | 57 |
2. gas en kraan | 49 |
4. pomp | 48 |
5. pen en bak(je) | 47 |
. |
Slechts één Onze Taal??-lezer heeft het woord ??gas genoemd, en niemand suggereerde de woorden bak(je), kraan (‘waterkraan’ en ‘hijskraan’), pen (‘schrijfpen’ en ‘pennetje, pinnetje’) en pomp. Wat opvalt is dat het allemaal huis-tuin-en-keukenwoorden zijn. Dat komt wel overeen met mijn overige bevindingen. In het boek heb ik de 61 meest uitgeleende woorden op een rijtje gezet, die samen maar liefst 2159 keer door een andere taal zijn overgenomen. Onder deze 61 woorden scoren de namen voor huisraad, kleding of gereedschap in ruime zin zeer hoog (maar niet bij ??Onze Taal??-lezers, want zij noemden deze nauwelijks). De Nederlandse culturele verschijnselen die het buitenland massaal de moeite waard vond voor overname, betroffen vooral dagelijkse, huiselijke zaken en geen abstracte begrippen, hoogstaande culturele verschijnselen, literaire of filosofische begrippen, of woorden op het terrein van kunsten en wetenschappen. Natuurlijk zijn ook dergelijke woorden uitgeleend, maar dat gebeurde sporadisch.
De Nederlanders en Vlamingen vertrokken over het algemeen niet uit de Lage Landen om elders religie, cultuur, kunst en wetenschap te verbreiden, maar om hun levensstandaard te verbeteren. Wat ze meenamen waren vooral hun vertrouwde dagelijkse spulletjes: gereedschap, potten en pannen, kommetjes en bakjes, pennen en naalden. De woorden die ze op die manier mee-exporteerden waren dan ook bijvoorbeeld boor, schop, koevoet, dommekracht, koolpot, bakoven en oven. Juist doordat de uitgeleende woorden zo ‘gewoon’ zijn, konden ze gemakkelijk overgenomen worden en werden ze veel gebruikt in de nieuwe ontvangende taal.
Het clichébeeld dat Nederlandse uitleenwoorden vooral te vinden zijn op het gebied van de scheepvaart, blijkt dus niet te kloppen. En klopt dat andere cliché dan wel: dat de Nederlandse expansie uitsluitend plaatsvond in de Gouden Eeuw? Het korte antwoord is: nee. Het lange antwoord kunt u lezen in het boek.